ECLI:NL:RBDHA:2024:13390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
24_12203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke beroep tegen overplaatsing naar meerderjarigenopvang

Op 16 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die stelt minderjarig te zijn, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) van 26 juli 2024, waarin is besloten hem over te plaatsen naar een opvanglocatie voor meerderjarigen. Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter om gedurende de beroepsprocedure als minderjarige te worden aangemerkt en te worden overgeplaatst naar een opvanglocatie voor minderjarigen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening de reikwijdte van het verzoek te buiten gaat en dat dit door de rechtbank in de hoofdzaak moet worden beantwoord. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker en het COa af en komt tot de conclusie dat het belang van verzoeker zwaarder weegt. Hij heeft een spoedeisend belang bij een snelle beslissing, aangezien hij momenteel in een opvanglocatie voor meerderjarigen verblijft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, waardoor verzoeker teruggeplaatst moet worden naar een opvanglocatie voor minderjarigen, waar hij de behandeling van zijn beroepschrift mag afwachten. Tevens wordt het COa veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/12203

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. A.J.M. Mohrmann),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, COa.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker vanwege het besluit van het COa van 26 juli 2024 waarin is besloten dat verzoeker wordt overgeplaatst naar een opvanglocatie voor meerderjarigen. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld [1] en de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat hij gedurende de beroepsprocedure wordt aangemerkt als minderjarige en door COa overgeplaatst wordt naar een opvanglocatie voor minderjarigen.
1.1.
Het COa heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter doet vanwege onverwijlde spoed uitspraak zonder zitting. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit beroep is ingesteld en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
3. Verzoeker heeft een spoedeisend belang bij een snelle beslissing van de voorzieningenrechter omdat hij stelt minderjarig te zijn en op dit moment al verblijft in een opvanglocatie voor meerderjarige vreemdelingen.
4. Uit het dossier leidt de voorzieningenrechter het volgende af. Verzoeker heeft op 2 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Daarbij heeft hij verklaard te zijn geboren op [geboortedatum 1] 2008 en dus ten tijde van de asielaanvraag minderjarig te zijn. Nadat verzoeker is geschouwd door zowel de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel als de gehoormedewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (die tot verschillende constateringen en conclusies komen), is geconcludeerd dat twijfel bestaat over de leeftijd van verzoeker en is hij geplaatst in een opvanglocatie voor minderjarigen. Vervolgens heeft de minister [3] , nadat hij in het kader van de Dublinverordening een onderzoek heeft opgestart, op 3 april 2024 van de Italiaanse autoriteiten het bericht ontvangen dat verzoeker daar is geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum 2] 2005. Hierop heeft de minister de geregistreerde leeftijd van verzoeker gewijzigd. Naar aanleiding daarvan heeft het COa het voornemen geuit om verzoeker over te plaatsen naar een opvanglocatie voor meerderjarigen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de leeftijdsvaststelling door de minister en een zienswijze ingediend over de beoogde overplaatsing naar een meerderjarigenopvang. Op 18 juni 2024 heeft de minister een memo uitgebracht over de leeftijdsvaststelling bij verzoeker.
5. Het besluit tot overplaatsing van verzoeker naar een opvanglocatie voor meerderjarigen heeft het COa als volgt gemotiveerd. Het COa is bevoegd tot overplaatsing. [4] Verzoeker behoort niet tot de doelgroep van de opvangvoorziening voor minderjarigen waar hij aanvankelijk is geplaatst. De minister is belast met leeftijdsvaststelling en heeft verzoeker uiteindelijk als meerderjarig aangemerkt. Blijkens de memo heeft die leeftijdsvaststelling plaatsgevonden conform door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bekrachtigd beleid. Het COa mag van die leeftijdsbepaling uitgaan. Verzoeker heeft geen concrete aanknopingspunten voor twijfel naar voren gebracht waaruit blijkt dat reden bestaat voor twijfel aan zijn leeftijd. De minister houdt vast aan de gegevens zoals verzoeker die heeft opgegeven in Italië. Het COa mag dit standpunt van de minister volgen. Hoewel het COa rekening moet houden met de bijzondere opvangbehoeften van kwetsbaren, laat het COa zich niet uit over de minderjarigheid en het handelen van de minister op dat punt. Verder is niet gebleken dat het COa gelet op het arrest van het EHRM in de zaak Darboe en Camara tegen Italië [5] is gehouden de gestelde minderjarigheid aan te nemen totdat deze in rechte is komen vast te staan. Van strijd met de presumptie van minderjarigheid is geen sprake. Binnen opvangvoorzieningen voor meerderjarigen bestaan verder voldoende mogelijkheden voor extra begeleiding van kwetsbare asielzoekers en maatwerk. Niet is gebleken dat verzoeker binnen de meerderjarigenopvang onvoldoende begeleiding zal ontvangen of de voorzieningen daar ontoereikend zijn voor kwetsbare meerderjarigen.
6. Verzoeker is het hier om de volgende redenen – die hij heeft uiteengezet in de gronden van beroep, waarvan hij heeft verzocht deze ook als gronden voor het treffen van een voorlopige voorziening te beschouwen – niet mee eens. Verzoeker heeft gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de leeftijdsvaststelling door de minister. Gelet op dat bezwaar, had het COa niet zonder meer van die leeftijdsvaststelling mogen uitgaan. Verzoeker maakt uit het besluit van 26 juli 2024 op dat het COa concrete aanknopingspunten aanwezig achtte voor twijfel aan de leeftijd van verzoeker, omdat daaruit blijkt dat het COa zich ‘in samenspraak met de IND’ een standpunt heeft gevormd over de opvangbehoeften van verzoeker. [6] De overweging van het COa dat er geen concrete aanknopingspunten zijn om aan de leeftijdsvaststelling te twijfelen, is daarmee in tegenspraak en het is voor verzoeker bovendien onduidelijk waaruit deze samenspraak heeft bestaan. Het COa heeft, ook na samenspraak met de minister, een eigen verantwoordelijkheid waar het gaat om de opvangbehoeften van de vreemdeling, waarbij het vermoeden van minderjarigheid voorop moet staan. Dit wordt volgens verzoeker versterkt door de uitspraak van deze rechtbank van 25 juni 2024 [7] . Voor wat betreft zijn belang bij verblijf in een opvanglocatie voor minderjarigen, verwijst verzoeker naar de e-mail van 10 mei 2024 van zijn voogd, jeugdbeschermer bij Nidos. Dat en hoe daarmee rekening kan en zal worden gehouden in een opvanglocatie voor meerderjarigen, blijkt niet uit het besluit van 26 juli 2024. Volgens verzoeker zijn zijn opvangbehoeften in een meerderjarigenopvang onvoldoende gewaarborgd. Het door COa (niet nader omschreven) genoemde maatwerk doet geen recht aan de omstandigheid dat verzoeker als minderjarige moet worden begeleid, zoals zijn voogd aangeeft.
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in het beroep verschillende rechtsvragen aan de orde zijn. Deze zien onder andere op de inzichtelijkheid en de motivering van het besluit van 26 juli 2024 en de vraag of en, zo ja, hoe het COa zelf een standpunt heeft gevormd over de opvangbehoeften van specifiek verzoeker. Ook speelt een rol dat het COa uitgaat van de leeftijdsbepaling door de minister, waartegen verzoeker bezwaar heeft gemaakt. Daarin is onder andere aan de orde of de leeftijdsschouw van verzoeker zorgvuldig heeft plaatsgevonden en of daarbij kan worden uitgegaan van de leeftijdsregistratie van verzoeker in Italië. De Afdeling heeft aan de minister vragen gesteld over de leeftijdsregistratie in andere lidstaten van de Europese Unie en het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank hebben afwijkend geoordeeld over de vraag of een leeftijdsschouw van een vreemdeling een geschikt instrument is om de leeftijd van een gestelde minderjarige vreemdeling te onderzoeken. In deze zittingsplaats zal die vraag meervoudig worden behandeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker de reikwijdte van het verzoek te buiten en zal beantwoord moeten worden door de rechtbank. De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een afweging van de belangen van verzoeker en het COa in het kader van de verzochte voorziening.
7.1.
Deze belangenafweging valt uit in het voordeel van verzoeker. Het verzoek strekt ertoe dat verzoeker de behandeling van zijn beroep in een opvanglocatie voor minderjarigen mag afwachten en dat het COa hem gedurende die tijd als minderjarige aanmerkt. In het voordeel van verzoeker weegt de voorzieningenrechter mee wat de voogd van verzoeker, jeugdbeschermer bij Nidos, in haar e-mail van 10 mei 2024 naar voren heeft gebracht over de redenen waarom het volgens haar niet verantwoord is dat verzoeker wordt overgeplaatst naar een opvang voor meerderjarigen. Het COa heeft de inhoud van deze e-mail niet weersproken en is daarop in het besluit van 26 juli 2024 noch in het verweerschrift expliciet ingegaan. Niet valt uit te sluiten dat verzoeker in zijn belangen wordt geschaad door opvang in een locatie voor meerderjarigen. De voorzieningenrechter vindt toewijzing van het verzoek voor het COa daarentegen niet zeer ingrijpend. Toewijzing van het verzoek komt, zoals hierboven overwogen, slechts neer op het terugplaatsen van verzoeker in de opvang voor minderjarigen, zonder dat wordt vooruitgelopen op de uitkomst van het beroep. Het COa heeft geen zwaarwegende belangen aan zijn zijde gesteld die spreken tegen het terugplaatsen verzoeker in een opvanglocatie voor minderjarigen en de voorzieningenrechter is ook niet op een andere manier van zulke belangen gebleken. Onder deze omstandigheden kent de voorzieningenrechter aan het belang van verzoeker een doorslaggevend gewicht toe. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening dan ook toe.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Het treffen van een voorlopige voorziening betekent dat het COa verzoeker moet terugplaatsen naar een opvanglocatie voor minderjarigen, waar hij de behandeling van zijn beroepschrift mag afwachten, en dat het COa hem als zodanig behandelt tot de beroepsprocedure is geëindigd.
8.1.
Omdat het verzoek van verzoeker wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het COa in de proceskosten van verzoeker te veroordelen. De voorzieningenrechter stelt de hoogte van de proceskosten van verzoeker op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van een verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • bepaalt dat verzoeker moet worden teruggeplaatst naar een opvanglocatie voor minderjarigen, waar hij de behandeling van zijn beroepschrift mag afwachten, en dat het COa hem als zodanig behandelt;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
16 augustus 2024.
de griffier is verhinderd de uitspraak de voorzieningenrechter is verhinderd de
te ondertekenen uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Geregistreerd onder zaaknummer AWB 24/12202.
2.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3.De minister van Asiel en Migratie.
4.Artikel van de 11 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers.
5.EHRM 21 juli 2022, Darboe en Camara tegen Italië, ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUDO00579717.
6.ABRvS 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011 onder 6.1 – 6.3.
7.Rb Den Haag (zp. Roermond), ECLI:NL:RBDHA:2024:9885.