ECLI:NL:RBDHA:2024:13383
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Zwitserland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2024 een ordemaatregel getroffen in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel heeft aangevraagd, is door de minister van Asiel en Migratie op 6 december 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor zijn asielaanvraag. Dit besluit werd eerder door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 juli 2024 het hoger beroep van verzoeker gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank. De zitting voor de inhoudelijke behandeling van het beroep is gepland op 28 augustus 2024.
De minister had een overdracht van verzoeker aan Zwitserland gepland op 21 augustus 2024. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat deze overdracht niet kan plaatsvinden totdat er een beslissing is genomen op zijn beroep. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een kennisgeving van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) is waarin staat dat verzoeker op 21 augustus 2024 om 12:20 uur naar Zürich zal uitreizen. De DT&V heeft geen aanleiding gezien om van de geplande overdracht af te zien.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om de overdracht van verzoeker te verbieden totdat er op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist. De uiterste overdrachtstermijn is vastgesteld op een datum in april 2025. De voorzieningenrechter heeft de minister ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.