ECLI:NL:RBDHA:2024:1336
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 februari 2024, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser beoordeeld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelt dat hij na overdracht aan Frankrijk geen adequate opvang zal krijgen, zorgvuldig gewogen. Eiser verwijst naar het AIDA-rapport van mei 2023 en betoogt dat de staatssecretaris zich had moeten vergewissen van de opvangcapaciteit in Frankrijk. De rechtbank overweegt echter dat de staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser is er niet in geslaagd om aan te tonen dat er structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk die een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest met zich meebrengen.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.