ECLI:NL:RBDHA:2024:13307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.34910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser uit Somalië afgewezen wegens ongeloofwaardige verklaringen over problemen met Al Shabaab en autoriteiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, geboren in 1992 en van Somalische nationaliteit, heeft op 1 oktober 2021 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 10 oktober 2023 afgewezen, omdat de gestelde problemen met Al Shabaab en de Somalische autoriteiten ongeloofwaardig werden geacht. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij problemen heeft gehad met Al Shabaab, waaronder ontvoering en mishandeling, en dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiser inconsistent en tegenstrijdig zijn, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnt. De rechtbank concludeert dat er geen gegronde vrees voor vervolging is en dat de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het terugkeerbesluit van de staatssecretaris in stand gelaten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34910

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Imami - Kalloemisier).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 1 oktober 2021 asiel aangevraagd in Nederland.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 oktober 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond [1] .
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Rahman als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1992 en de Somalische nationaliteit te hebben. Eiser stelt in 2015 uit Somalië te zijn gevlucht en heeft na een reisroute via meerdere Afrikaanse en Europese landen in 2021 asiel aangevraagd in Nederland. Omdat de Franse autoriteiten geen claimakkoord hebben afgegeven en eiser vervolgens niet tijdig is overgedragen aan de autoriteiten van de verantwoordelijk geachte Dublinlidstaat België, is de eiser in de nationale procedure opgenomen.
2.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Somalië problemen heeft gehad met Al Shabaab. Eiser stelt tussen 2010 en 2014 in Jemen te hebben verbleven vanwege problemen ten gevolge van het Al Shabaab lidmaatschap van zijn broertje. Na terugkeer naar Somalië in 2014 is eiser bij een grootschalige arrestatie willekeurig opgepakt door de Somalische autoriteiten en is na een korte detentie vrijgekomen. Eiser ging vervolgens als leraar werken op de koranschool waar hij als kind naar toe ging. Via jongens uit zijn wijk is eiser vervolgens in contact gekomen met Al Shabaab mannen die eiser gedwongen hebben om video’s ter verheerlijking van zelfmoordaanslagen te verspreiden onder zijn leerlingen. Toen eiser weigerde hieraan te voldoen is hij ontvoerd en mishandeld door leden van Al Shabaab. Na dit incident is eiser vrijgelaten en heeft hij bij de politie aangifte gedaan. Eiser stelt dat hij sindsdien door de Somalische autoriteiten verdacht wordt van lidmaatschap van Al Shabaab. Vanwege deze verdenking heeft de politie een inval gedaan bij de koranschool waar eiser werkte en bij deze inval zou een persoon genaamd [naam] zijn omgekomen door politiegeweld. Eiser stelt dat de familie van [naam] wraak op hem willen nemen. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Somalië voor zowel Al Shabaab, de Somalische autoriteiten als de familieleden van [naam] te vrezen heeft.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen met Al Shabaab;
problemen met de autoriteiten op verdenking van lidmaatschap van Al Shabaab;
problemen met de familie van [naam].
3.1
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn geloofwaardig geacht.
3.2
Verweerder heeft de gestelde problemen van eiser met Al Shabaab ongeloofwaardig geacht. Redengevend daarvoor is dat eiser wisselend verklaard heeft over het moment van het verkrijgen van de video, de ontmoetingen met Al Shabaab en het aantal personen dat bij die ontmoetingen aanwezig was. Ook betrokken is dat eiser tegenstrijdig verklaard heeft over het Al Shabaab lidmaatschap van zijn broertje en de problemen die eiser na terugkeer uit Jemen vanaf 2014 daardoor gehad heeft.
3.3
Ten aanzien van de problemen met de Somalische autoriteiten heeft verweerder de eerste arrestatie en detentie van eiser vanwege de verdenking op lidmaatschap van Al Shabaab geloofwaardig geacht, nu eiser hier consistent en gedetailleerd over kon verklaren en deze verklaringen in lijn zijn met de landeninformatie over Somalië in 2014.
3.4
Verweerder heeft in dit kader echter tegengeworpen dat het onlogisch/ongerijmd is dat eiser stelt dat hij bij de aangifte bij de politie niet verteld heeft over het gedwongen verspreiden van de video en de betrokkenheid van zijn bedreigers bij Al Shabaab. Verweerder heeft ook tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het motief van Al Shabaab om het politiebureau waar eiser gedetineerd was aan te vallen en dat het niet geloofwaardig is dat eiser na zijn verwondingen heeft kunnen ontsnappen. Ook heeft verweerder tegengeworpen dat het onlogisch is dat in de verklaring van het stamhoofd niets vermeld is over de gestelde tweede arrestatie van eiser door de Somalische autoriteiten. Afgezien van de eerste arrestatie en detentie van eiser, heeft verweerder de gestelde problemen met de autoriteiten vanwege betrokkenheid bij Al Shabaab ongeloofwaardig geacht, mede gelet op de eerder ongeloofwaardig geachte problemen met Al Shabaab.
3.5
De problemen met de familie van [naam] zijn door verweerder ongeloofwaardig geacht. Daarbij heeft verweerder betrokken dat eiser tegenstrijdig verklaard heeft over zijn eerste ontmoeting met [naam] en de Al Shabaab leden. Ook heeft verweerder tegengeworpen dat eiser slechts summier heeft kunnen verklaren over het gestelde causale verband tussen de dood van zijn vader en de problemen die eiser had met de familie van [naam]. Dat zijn vader gedood is door wraakacties van de familie van [naam] wordt dan ook niet geloofwaardig geacht, nu uit ambtsinformatie bovendien volgt dat clanwraak in Mogadishu zeer weinig voorkomt.
3.6
Gelet op de ongeloofwaardig geachte aspecten van het asielrelaas heeft verweerder geconcludeerd dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag aannemelijk heeft gemaakt. De geloofwaardig geachte eerste arrestatie van eiser in 2014, tezamen met andere jongeren, was dermate willekeurig en van korte duur dat daarmee niet aannemelijk gemaakt is dat eiser persoonlijk nog steeds in de negatieve belangstelling van de Somalische politie staat. Mede in samenhang bezien met de andere ongeloofwaardig geachte aspecten van het asielrelaas heeft verweerder dan ook niet aannemelijk geacht dat voor eiser bij terugkeer sprake is van een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [2] .
3.7
Verweerder heeft daarom de asielaanvraag van eiser afgewezen en bij het bestreden besluit een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken opgelegd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe de volgende beroepsgronden aan.
4.1
Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser wisselend verklaard heeft over de twee ontmoetingen met de jongens en de Al Shabaab mannen, het aantal personen dat bij deze bijeenkomsten aanwezig was en het moment dat eiser bezit verkreeg van de video over de zelfmoordaanslagen. Eiser stelt dat hij zowel in het gehoor zelf als later bij de correcties en aanvullingen deze verklaringen hieromtrent meteen heeft gecorrigeerd. Verwezen wordt naar artikel 17, derde lid van de Procedurerichtlijn. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat eiser de gestelde tegenstrijdigheden over deze gebeurtenissen hiermee niet heeft weggenomen.
4.2
Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat de verklaringen over de ontsnapping na de inval bij het politiebureau ongeloofwaardig zijn vanwege eiser zijn verwondingen. Verweerder heeft daarbij onvoldoende betekenis toegekend aan het overgelegde medische rapport van CHU Amiens die deze verwondingen bevestigen.
4.3
Tot slot verwijst eiser naar een rapport Country Guidance Somalia van EUAA waaruit volgens eiser blijkt dat geringe indicaties aanwezig zijn om Mogadishu als 15c gebied aan te merken. Ter zitting heeft eiser ook verwezen naar het arrest [3] van het Hof van Justitie over artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn (Kri) en de glijdende schaal. Eiser heeft in dit kader voldoende individuele elementen aannemelijk gemaakt en kan daarom – mede gelet op zijn relaas – niet terugkeren naar Mogadishu, vanwege een reëel risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
Problemen met Al Shabaab
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de problemen met Al Shabaab ongeloofwaardig worden geacht. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiser op essentiële punten van dit deel van het asielrelaas wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard. Verweerder mocht daarin betrekken dat het moment van het verkrijgen van de video en de opdracht tot het verspreiden daarvan een belangrijke onderdeel van zijn asielrelaas is en dat daarom mocht worden tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over de ontmoeting waar hem deze video is verstrekt. Verweerder mocht in dit kader aan eiser tegenwerpen dat hij wisselend is in zijn verklaringen over het aantal jongens dat hem naar de eerste ontmoeting met Al Shabaab heeft gebracht en het aantal Al Shabaab mannen dat zowel bij de eerste als de tweede ontmoeting aanwezig was. Deze ontmoetingen en het verstrekken van de videobeelden zijn belangrijke momenten in het asielrelaas van eiser en is de aanleiding geweest voor zowel de gestelde problemen met Al Shabaab als de daaropvolgende verdenkingen van de Somalische autoriteiten. Verweerder heeft in zijn conclusie dan ook mogen betrekken dat deze momenten indruk moeten hebben gemaakt op eiser en dat daarom verwacht mag worden dat belangrijke details, zoals het aantal aanwezigen bij die ontmoetingen, onthouden wordt. Tot slot heeft verweerder ook mogen betrekken dat de tijdlijn en verloop van de gebeurtenissen ongerijmd en niet sluitend is en dat eiser tegenstrijdig verklaard heeft over het gestelde lidmaatschap van zijn broertje bij Al Shabaab. Verweerder mocht ten aanzien van dit alles concluderen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eiser zijn gestelde problemen met Al Shabaab.
5.2
Dat eiser het aantal betrokken jongens en Al Shabaab mannen zowel in het gehoor als bij de correcties en aanvullingen gecorrigeerd heeft, maakt dit niet anders. Eiser heeft meerdere keren [4] over drie jongens gesproken. Dat hij zich mogelijk heeft vergist over het aantal jongens dat hem heeft opgehaald, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden voor deze tegenstrijdigheid. Eiser heeft immers niet één maar vijf keer echter elkaar gesproken over drie jongens. De gestelde correctie op zijn verklaring over de ontmoeting waar hem een video is verstrekt, heeft verweerder eveneens onvoldoende mogen vinden. Eiser heeft tijdens het nader gehoor [5] verklaard dat hij door twee jongens is uitgenodigd in de moskee te gaan eten. Daar waren twee mannen met lange baarden aanwezig en van die mannen zouden hem een video hebben meegegeven. Eiser blijft verder verklaren over mannen met lange baarden. Tijdens het aanvullend gehoor verklaart eiser pas na de tweede ontmoeting naar een oude man met een grote baard te zijn gebracht en toen een video te hebben gekregen. Geconfronteerd met deze tegenstrijdigheid heeft eiser enkel verklaard dat het klopt dat hij de eerste ontmoeting met twee mannen video aan hem is gegeven en wat hij ermee moest doen. Een reden waarom eiser op dit punt wisselend dan wel tegenstrijdig heeft verklaard, heeft eiser niet gegeven. Verweerder mocht dan ook tegenwerpen dat eiser wisselend verklaard heeft over dit aantal mannen bij de bijeenkomsten, nu dit een belangrijk detail en onderdeel van het asielrelaas vormt. De beroepsgronden slagen niet.
Problemen met de Somalische autoriteiten
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten aanzien van de problemen met de Somalische autoriteiten aan eiser kunnen tegenwerpen dat het ongeloofwaardig en ongerijmd is dat eiser heeft kunnen ontsnappen na de aanval van Al Shabaab op het politiebureau, terwijl leden van Al Shabaab hem eerst op zijn identiteit zouden hebben gecontroleerd en vervolgens onverricht ter zake hebben laten gaan. Verweerder mocht dit ongerijmd achten, gelet op de gestelde negatieve belangstelling van Al Shabaab naar eiser vanwege het weigeren van het verspreiden van de video’s en de eerdere mishandelingen en ontvoeringen die eiser hierdoor van de zijde van Al Shabaab heeft geleden. De ter zitting ingenomen argumentatie dat het evenwel goed mogelijk is geweest voor eiser om een afstand van 1,9 km binnen 9 minuten af te leggen, mede gelet op de vrees voor leven of dood die eiser had, doet aan de voorgaande ongerijmdheden geen afbreuk. Daarbij komt dat eiser ook stelt ernstige verwondingen te hebben opgelopen bij deze aanval op het politiebureau, hetgeen de probleemloze vlucht na controle door Al Shabaab leden, nog meer ongerijmd en ongeloofwaardig maakt. De overgelegde stukken van CHU Amiens doen hieraan niet af.
Problemen met de familie van [naam]
5.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de problemen met de familie van [naam] ongeloofwaardig zijn geacht. Verweerder heeft in dit kader aan eiser mogen tegenwerpen dat het causale verband tussen de moord op zijn vader en de familie van [naam] summier is onderbouwd en dat een ondersteunende verklaring van het stamhoofd niet is overgelegd. Dat de tegenwerping van het niet kennen van de achternaam van [naam] door verweerder is laten vallen, neemt de summiere onderbouwing en het daardoor ongerijmd geachte verband tussen de dood van zijn vader en de familie [naam] niet weg. Bovendien heeft verweerder in dit kader ook aan eiser kunnen tegenwerpen dat clanwraak weinig voorkomt in Mogadishu en dat de gestelde problemen met familie van [naam] als wraak voor zijn dood dan ook minder aannemelijk zijn. De beroepsgronden slagen niet.
Persoonlijk risico op ernstige schade artikel 3 EVRM
6. Gelet op de geloofwaardig geachte identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de eerste willekeurige massa-arrestatie en detentie van eiser in 2014 heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat deze nog niet maken dat eiser een persoonlijk risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 EVRM loopt bij terugkeer naar Mogadishu. Verweerder heeft in dit kader aan eiser mogen tegenwerpen dat deze arrestatie willekeurig was, dat een grote groep werd gearresteerd, dat de arrestatie niet op het individu van eiser gericht was en dat eiser na een kortdurende detentie meteen weer is vrijgelaten. Verweerder heeft mogen concluderen dat niet valt in te zien dat eiser vanwege deze willekeurige arrestatie en kortdurende detentie van ruim 10 jaar terug nog steeds in de negatieve belangstelling staat van de Somalische autoriteiten. Dat het stamhoofd zou hebben gezegd dat eiser hiervoor geen clanbescherming geboden kan worden na terugkeer doet daaraan niet af. Van een persoonlijk op eiser gericht risico voor ernstige schade is dan ook niet gebleken.
Meest uitzonderlijke situatie artikel 15c Kri
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het verweerschrift en ter zitting op goede gronden op het standpunt gesteld dat momenteel geen sprake is van een algehele 15c-situatie in Mogadishu, Somalië, waarbij de enkele aanwezigheid van eiser al leidt tot een risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict. Verweerder heeft daarvoor betekenis mogen toekennen aan het momenteel geldende landenbeleid [6] voor Somalië en de nadere toelichting daarop in de kamerbrief [7] van verweerder van 29 mei 2024 en de daarbij behorende bijlage. De verwijzingen van eiser naar het Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023 scheppen het beeld dat er de laatste jaren een toename van geweldsincidenten en dodelijke burgerslachtoffers is geweest in Mogadishu. Dit wordt door verweerder niet miskend. Met de verwijzing naar de Kamerbrief en bijbehorende bijlage over de 15c-situatie heeft verweerder zich - naar het oordeel van de rechtbank – echter gemotiveerd op standpunt gesteld dat uit het Ambtsbericht van 2023 nog onvoldoende af te leiden valt dat de algehele gewelds- en mensenrechtensituatie in Mogadishu, Somalië zodanig uitzonderlijk slecht is dat voor elke vreemdeling, ongeacht de individuele omstandigheden, bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade bestaat. De rechtbank overweegt daarbij dat sprake dient te zijn van
‘the most extreme cases of general violence’en dat van die situatie op dit moment nog onvoldoende sprake is.
Minder uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15c Kri
8. Uit een arrest [8] van het Hof van Justitie en een zeer recente uitspraak van de Afdeling [9] volgt vervolgens ook dat wanneer geen sprake is van de meest uitzonderlijke situatie in de zin van artikel 15c van de Kri sprake kan zijn van een reëel risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict, indien de betreffende vreemdeling met individuele elementen aannemelijk kan maken dat hij een verhoogd risico daarop loopt. Dit is de zogenaamde ‘minder uitzonderlijke situatie’ en hierbij geldt een glijdende schaal: hoe meer willekeurig geweld er plaatsvindt, hoe minder individuele elementen nodig zijn om een risico op ernstige schade aan te nemen.
8.1
Niet in geschil tussen partijen is dat er willekeurig geweld plaatsvindt in Mogadishu. Verweerder heeft zich ter zitting echter op het standpunt gesteld dat eiser geen individuele elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat hij een verhoogd risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld loopt. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser dergelijke individuele elementen niet met stukken of anderszins aannemelijk heeft gemaakt. De door eiser gestelde vrees vanwege zijn eerdere problemen met Al Shabaab in Ja’ar ziet op een vrees voor gericht geweld, en niet op een vrees vanwege willekeurig geweld en deze doen in dit verband dan ook niet ter zake. Het beroep op de minder uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15 Kri slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden de asielaanvraag van eiser heeft afgewezen. Ook het terugkeerbesluit blijft in stand.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de datum waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum ziet u hierboven vermeld.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie het
4.Verslag nader gehoor, pagina 13.
5.Verslag nader gehoor, pagina 13.
6.Zoals volgt uit paragraaf C7/30.4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
7.Zie deze link:
8.Zie het
9.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927.