4.1.Verweerder acht het eerste element geloofwaardig en het tweede element niet geloofwaardig. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als kennelijk ongegrond.
5. Eiser voert aan dat de zienswijze van 27 juni 2024 als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, omdat in het bestreden besluit geen behoorlijke respons is gekomen op wat daarin is aangevoerd. Daarnaast heeft verweerder eisers asielrelaas bevooroordeeld beoordeelt. Eisers verblijfsverleden kan slechts een rol spelen bij de vraag of hem het voordeel van de twijfel moet worden gegund, maar er is geen wettelijke grondslag om eiser voorafgaand aan de beoordeling van het asielrelaas al ongeloofwaardig te achten. Verder zijn de brieven ten onrechte niet bij de beoordeling van eisers asielaanvraag betrokken. Uit het arrest L.H.en de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023volgt namelijk dat verweerder brieven niet zomaar terzijde kan leggen als de authenticiteit niet kan worden vastgesteld. Verweerder moet ook dan nog steeds naar de inhoud kijken. Bovendien is de bron, de koptische kerk, een objectieve bron. Deze brieven had verweerder kunnen onderzoeken door een individueel ambtsbericht op te vragen en direct contact op te nemen met de kerk. Dat heeft verweerder ten onrechte niet gedaan. Eiser wordt door de autoriteiten in Egypte gezocht, omdat hij als bron fungeerde voor het ambtsbericht van 2021. Ook voert eiser aan dat hij als koptisch christen uit Egypte wordt gediscrimineerd en reeds daarom in aanmerking komt voor een asielvergunning. Tot slot heeft eiser nog ter zitting aangevoerd dat hij slecht behandeld is tijdens het nader gehoor. Zo mocht eiser niet naar het toilet, waardoor hij zich vervolgens niet meer kon concentreren en pijn had.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden de aanvraag van eiser af kunnen wijzen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag mogen leggen dat uit algemene informatie niet blijkt dat Egyptenaren die in het buitenland asiel hebben aangevraagd in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten staan. Ook heeft eiser met de overgelegde brieven niet aannemelijk gemaakt dat hij wordt gezocht door de Egyptische autoriteiten. De authenticiteit van de brieven die dit zouden moeten bewijzen, kan niet worden vastgesteld. Bovendien blijkt uit de brieven slechts wat de voorganger weer van anderen heeft vernomen. Daarmee zijn de brieven geen objectieve bron van informatie. Daarnaast heeft verweerder de kerk geen objectieve bron mogen vinden, aangezien het hier gaat om vrienden en geloofsgenoten van eiser. Verweerder heeft daarom ook geen navraag hoeven doen bij de afzender of de documenten hoeven voorleggen aan Bureau Documenten. Ook het overleggen van de originelen zou het oordeel over de objectiviteit van de bron niet anders maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met zijn standpunt over de objectiviteit van de brieven ook een inhoudelijk oordeel gegeven over de brieven. Eisers beroep op het arrest L.H. en de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023 slaagt daarom niet.
7. Verder heeft verweerder ongerijmd mogen achten dat eiser als bron wordt gezien voor het thematisch ambtsbericht van 2012 over Koptische christenen, omdat eiser in 2010 uit Egypte was vertrokken en pas in 2014 is teruggekeerd. Dat het eigenlijk zou gaan om het ambtsbericht van november 2021 volgt de rechtbank niet. Dat ambtsbericht is immers pas op 8 februari 2022 gepubliceerden het gezin van eiser zou volgens eiser én volgens de brief van de voorganger van 6 juni 2022 al twee maanden daarvoor, op 5 december 2021, gevangen zijn gezet. Daarom kan niet worden ingezien dat het algemeen ambtsbericht van november 2021 over Egypte de aanleiding zou zijn geweest voor de problemen van eiser.
8. Verder oordeelt de rechtbank dat verweerder het asielrelaas niet bevooroordeeld beoordeelt. Weliswaar haalt verweerder in het voornemen bij de beoordeling van het asielrelaas als eerste argument aan dat eiser in het verleden verweerder heeft misleid, maar uit de volgorde van de argumenten kan niet zonder meer worden afgeleid dat verweerder het asielrelaas bevooroordeeld heeft beoordeeld. Daarnaast heeft verweerder conform artikel 31, zesde lid, van de Vw de misleiding uit het verleden mee mogen wegen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Ook volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat hij tijdens het gehoor slecht is behandeld en de hoor- en beslismedewerker bevooroordeeld was. Anders dan eiser stelt, heeft hij niet verzocht om een pauze. Dat volgt niet uit het verslag van het gehoor. Op de vraag of eiser op- of aanmerkingen heeft op de werkwijze van de betreffende medewerker antwoordt hij: ,,Nee, het was heel goed.”Ook anderszins is niet gebleken dat eiser slecht of bevooroordeeld is behandeld tijdens het gehoor.
9. Ten aanzien van eisers stelling dat hij als koptisch christen uit Egypte wordt gediscrimineerd en daarom in aanmerking komt voor een asielvergunning oordeelt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft terecht verwezen naar eisers eerdere procedures waar dit asielmotief ook aan de orde is geweest. Daarbij is voor het laatst geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor vluchtelingschap of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade.De rechtbank ziet geen aanleiding om hier nu anders over te oordelen, omdat eiser in deze procedure op dit punt geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
10. Er is reeds een terugkeerbesluit bij besluit van 19 juli 2021 opgelegd. Dit staat in rechte vast. Ten aanzien van het inreisverbod overweegt de rechtbank dat verweerder dit terecht op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw heeft opgelegd, nu de asielaanvraag op goede gronden als kennelijk ongegrond is afgewezen en eiser daar geen specifieke gronden tegen heeft ingediend.