In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Egyptische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die koptisch christen is, heeft in zijn asielrelaas verschillende incidenten beschreven waarbij hij in Egypte werd bedreigd door de Moslimbroeders, een organisatie die hij beschrijft als crimineel en gesponsord vanuit het buitenland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in het verleden problemen heeft ondervonden, maar heeft geoordeeld dat de vrees voor vervolging na zijn terugkeer naar Egypte niet reëel is. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser over de bedreigingen na 2014 als ongeloofwaardig beoordeeld, mede omdat er geen bewijs is dat de Moslimbroeders nog steeds een bedreiging voor hem vormen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser geen bescherming kan verwachten van de Egyptische autoriteiten, maar dit punt is niet verder beoordeeld omdat de eerdere problemen met de Moslimbroeders niet als geloofwaardig zijn aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van zijn asielaanvraag standhoudt. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.