ECLI:NL:RBDHA:2024:13291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.27275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Duitsland

Op 20 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, had tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 4 juli 2024, hield in dat de aanvraag van de verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag volgens de Dublinverordening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de belangen van de verzoeker afgewogen tegen die van de minister. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij het belang heeft om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten, terwijl de minister het belang heeft om verzoeker over te dragen aan Duitsland. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de verzoeker zwaarder weegt, en heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen. Dit betekent dat de verzoeker niet mag worden overgedragen aan Duitsland totdat er een beslissing is genomen op zijn beroep.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27275

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. Met het besluit van 4 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met het beroep in de zaak NL24.27274, op 20 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb [2] kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden, in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat, gelet op de betrokken belangen, vereist.
2.1.
De asielaanvraag van verzoeker is niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [3] omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is, zoals bedoeld in de Dublinverordening. [4]
2.2.
Gelet op wat verzoeker in de (aanvullende) gronden van het verzoek heeft aangevoerd en op de zitting heeft toegelicht, weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het belang van verzoeker om de uitspraak op het beroep in Nederland af te mogen wachten zwaarder dan het belang van de minister om verzoeker daarvóór al over te dragen aan Duitsland. De voorzieningenrechter zal dan ook het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen op de hierna te melden wijze. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat verzoeker er belang bij heeft om niet te worden overgedragen voordat op zijn beroep is beslist. De uiterste overdrachtstermijn, 26 september 2024, wordt met deze uitspraak gestuit.
2.3.
De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om de minister te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en
1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Duitsland totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Verordening 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.