ECLI:NL:RBDHA:2024:1328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
NL24.484
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en beoordeling beroepsgronden in bestuursrechtelijke procedure

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 30 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 4 januari 2024 als kennelijk ongegrond was afgewezen. Tijdens de zitting op 2 februari 2024 was eiser, samen met zijn gemachtigde, niet aanwezig, maar de gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit behandeld en onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser een herhaling waren van eerder aangevoerde zienswijzen, waarop de staatssecretaris al had gereageerd. De rechtbank benadrukte dat eiser niet had toegelicht waarom de reactie van de staatssecretaris tekortschiet, wat volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vereist is. Hierdoor werden de beroepsgronden van eiser als niet-slagend beschouwd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter G.J.H. Boerhof, in aanwezigheid van griffier N. El-Amrani, en is bekendgemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.484
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

De zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris van 4 januari 2024, samen met de zaak NL24.485, op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op de zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 30 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 4 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. Op de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de beroepsgronden een herhaling zijn van wat eiser al in de zienswijze had aangevoerd en waarop de staatssecretaris heeft gereageerd. Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat het vereist is om in de beroepsgronden toe te lichten waarom de reactie van de staatssecretaris op de zienswijze op het voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag tekortschiet. [1] Dat heeft eiser niet gedaan. Om deze reden slagen de beroepsgronden niet.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond mocht verklaren. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2024 door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.ABRvS 17 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1028 en ABRvS 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169.