ECLI:NL:RBDHA:2024:1328
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en beoordeling beroepsgronden in bestuursrechtelijke procedure
Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 30 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 4 januari 2024 als kennelijk ongegrond was afgewezen. Tijdens de zitting op 2 februari 2024 was eiser, samen met zijn gemachtigde, niet aanwezig, maar de gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit behandeld en onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser een herhaling waren van eerder aangevoerde zienswijzen, waarop de staatssecretaris al had gereageerd. De rechtbank benadrukte dat eiser niet had toegelicht waarom de reactie van de staatssecretaris tekortschiet, wat volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vereist is. Hierdoor werden de beroepsgronden van eiser als niet-slagend beschouwd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter G.J.H. Boerhof, in aanwezigheid van griffier N. El-Amrani, en is bekendgemaakt op dezelfde dag.