ECLI:NL:RBDHA:2024:13266
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die op 2 augustus 2024 een asielaanvraag indiende. De maatregel van bewaring was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, maar was onterecht ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat dit gebrek niet tot onrechtmatigheid van de maatregel leidde, omdat de maatregel was ondertekend door een bevoegde ambtenaar en eiser niet in zijn belangen was geschaad. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel voldoende waren gemotiveerd en dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestond. Eiser had de gronden van de maatregel niet betwist en de rechtbank oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van de verweerder uitviel. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.