Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is werkzaam als advocaat en neemt deel aan het High Trust-programma van de Raad. Uitgangspunt van dit programma is dat de vraag of een zaak toevoegingswaardig is niet langer door de Raad naar aanleiding van een toevoegingsaanvraag, maar door de rechtsbijstandverlener voorafgaand aan het indienen van de aanvraag wordt beoordeeld. Afgegeven toevoegingen en vastgestelde vergoedingen worden vervolgens achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd.
3. Op 6 juli 2022 heeft eiser namens een rechtzoekende een aanvraag om een toevoeging ingediend. Deze toevoeging was aangevraagd voor het maken van bezwaar tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk (het college) van 17 juni 2022. Met dit besluit heeft het college aan rechtzoekende een persoonsgebonden budget voor 7 uur begeleiding per week toegekend voor de periode van
1 juli 2022 tot en met 31 juli 2022. Verweerder heeft voor het maken van dit bezwaar bij besluit van 27 juli 2022 een toevoeging verstrekt met kenmerk 3LQ2104. Bij besluit van
10 december 2022 heeft verweerder de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden vastgesteld op € 1.170,17.
4. Op 6 juli 2022 heeft eiser namens dezelfde rechtzoekende nog een aanvraag om een toevoeging ingediend. Ook deze toevoeging was aangevraagd voor het maken van bezwaar tegen een besluit van het college van 17 juni 2022. Met dit besluit heeft het college aan rechtzoekende een persoonsgebonden budget toegekend voor 5 uur en 45 minuten huishoudelijke hulp per week in de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 juli 2022. Verweerder heeft voor het maken van dit bezwaar bij besluit van 27 juli 2022 een toevoeging verstrekt met kenmerk 3LQ2103. Bij besluit van 10 december 2022 heeft verweerder de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden vastgesteld op € 1.170,17.
5. In het primaire besluit heeft verweerder na een controle de vergoeding ingetrokken van de toevoeging met kenmerk 3LQ2104, omdat volgens verweerder sprake is van samenhang met de toevoeging met kenmerk 3LQ2103. De vergoeding voor de toevoeging met kenmerk 3LQ2103 heeft verweerder wegens samenhang herzien naar
6. In het bestreden besluit heeft verweerder zich, onder verwijzing naar het advies van de Commissie voor Bezwaar, op het standpunt gesteld dat geen recht bestaat op een afzonderlijke vergoeding voor de toevoeging met kenmerk 3LQ2104, omdat de zaken van de rechtzoekende als samenhangende zaken moeten worden beschouwd.
Wat vindt eiser in beroep?
7. Eiser stelt dat de zaken van rechtzoekende niet samenhangend zijn. De zaken verschillen inhoudelijk van elkaar, er is geen hoorzitting geweest waarbij de zaken gelijktijdig zijn behandeld en er zijn twee afzonderlijke beslissingen op bezwaar genomen. Van verknochtheid is geen sprake. Daarnaast stelt eiser dat sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
Wat vindt verweerder in beroep?
8. Volgens verweerder is sprake van procedurele en inhoudelijke samenhang. De bezwaren van rechtzoekende zijn nagenoeg gelijktijdig behandeld, hebben betrekking op dezelfde problematiek, hebben een nagenoeg gelijk verloop en aan beide procedures ligt in belangrijke mate hetzelfde feitencomplex ten grondslag.
9. Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr) worden als samenhangende procedures beschouwd zaken die gevoegd, gelijktijdig, aansluitend of nagenoeg aansluitend ter zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 7, zijn behandeld, en waarvoor één rechtsbijstandverlener is toegevoegd of meer dan één rechtsbijstandverlener mits zij deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en voor zover de zaken naar hun aard verknocht zijn.
10. In de toelichting op artikel 11 in de Nota van Toelichting bij het Besluit van
21 december 1999 tot vaststelling van het Bvr(de Nota van Toelichting) staat het volgende:
"In artikel 11 is aangegeven dat een samenhangende procedure zich op twee wijzen kan voordoen. Enerzijds is er de situatie dat een groep rechtzoekenden die hetzelfde rechtsprobleem hebben één of meer dan één procedure voert. Anderzijds kan er één rechtzoekende zijn die meer dan één procedure voert. In beide gevallen kunnen de zaken zodanig samenhangen dat de rechtsbijstandverlener aan de tweede en volgende zaak minder tijd behoeft te besteden dan aan de eerste zaak. Aangezien het niet eenvoudig is om aan te geven wanneer er sprake is van samenhangende procedures, wordt voor het bepalen van een norm aangehaakt bij het verloop van de procedure. Indien de rechter of andere instantie zaken van een rechtsbijstandverlener of zijn kantoorgenoot voegt, gelijktijdig of (nagenoeg) aansluitend ter zitting behandelt, mag worden aangenomen dat er een zekere samenhang is. Opdat wordt voorkomen dat niet alle zaken die toevallig door de rechtsbijstandverlener achter elkaar op dezelfde zittingsdag worden bijgewoond worden aangemerkt als samenhangende procedures wordt tevens als vereiste gesteld dat de zaken verknocht moeten zijn. Dit doet zich bij voorbeeld voor, indien meer dan één rechtzoekende gezamenlijk één vordering instellen of bij de uitspraak inzake een voorlopige voorziening in een bestuurszaak ook de hoofdzaak wordt afgedaan. Er moet dus sprake zijn van inhoudelijke samenhang in die zin dat de procedures betrekking hebben op dezelfde problematiek.’’
11. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraak van 19 juli 2023het beoordelingskader voor samenhangende procedures verduidelijkt. Procedures hangen met elkaar samen als is voldaan aan de twee cumulatieve voorwaarden die artikel 11 van het Bvr noemt. Ten eerste moeten de zaken procedureel samenhangen. Dat is het geval als twee of meer procedures van de rechtsbijstandsverlener die de toevoeging heeft aangevraagd of diens kantoorgenoot worden gevoegd, of gelijktijdig of (nagenoeg) aansluitend worden behandeld op de zitting van een rechter of andere geschilbeslechtende instantie. Ten tweede eist artikel 11 van het Bvr dat de procedures inhoudelijk naar hun aard verknocht zijn. Dat is het geval als procedures betrekking hebben op dezelfde problematiek. Naar het oordeel van de Afdeling zijn daarbij de volgende factoren van belang. Een eerste omstandigheid die moet worden betrokken is of de rechtsbijstandverlener in de procedures rechtsbijstand heeft verleend aan dezelfde of een andere partij. Daarbij merkt de Afdeling wel op dat als het gaat om rechtsbijstand aan dezelfde partij, daarmee nog niet vaststaat dat de zaken verknocht zijn. Ook omgekeerd betekent het verlenen van rechtsbijstand aan verschillende partijen nog niet dat de zaken daarmee niet verknocht zijn. Voor een beoordeling van de verknochtheid is daarom vervolgens van belang in hoeverre er een ander feitencomplex aan de procedures ten grondslag ligt. Tot slot moet worden betrokken of de procedures gaan over niet al te zeer uiteenlopende rechtsvragen. Op basis van een invulling van deze factoren moet worden beoordeeld of procedures naar hun aard verknocht zijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
12. De rechtbank is van oordeel dat de zaken van de rechtzoekende procedureel met elkaar samenhangen, nu het gaat om door eiser verleende rechtsbijstand aan dezelfde rechtzoekende en de bezwaren een nagenoeg gelijk verloop kennen. De twee primaire besluiten van het college dateren immers van 17 juni 2022, de door eiser ingediende bezwaren dateren van 6 juli 2022 en de twee beslissingen op bezwaar van het college dateren van 6 september 2022 en zijn verzonden op 8 september 2022. De bezwaren zijn dus gelijktijdig en in dezelfde periode behandeld door het college. Voor zover eiser betoogt dat uit het beleid van verweerder, neergelegd in de Werkinstructie Art. 11 Bvr Samenhangende procedures (werkinstructie), volgt dat alleen sprake kan zijn van procedurele samenhang als de zaken gevoegd zijn behandeld op een zitting van een rechter of andere geschilbeslechtende instantie en dat een bestuursorgaan dat beslist op bezwaar hier niet onder valt, slaagt dit niet. Niet valt in te zien wat maakt dat de samenhangregeling zo restrictief moet worden uitgelegd als eiser voorstaat. Het doel dat met dit beleid is gediend, betreft het voorkomen van de cumulatie van toevoegingen terwijl de rechtsbijstandverlener tijd kan besparen vanwege min of meer gelijktijdige behandeling van zaken en omdat hetzelfde feitencomplex bij die procedures aan de orde is. Vanuit dat doel bezien is het niet onredelijk om samenhang tussen bezwaarprocedures op dezelfde manier te bezien als de samenhang tussen gerechtelijke procedures en daarbij het bestuursorgaan aan te merken als de geschilbeslechtende instantie. De omstandigheid dat de zaken van rechtzoekende in de bezwaarfase zonder hoorzitting zijn afgedaan, kan vanuit dit kader evenmin tot het oordeel leiden dat geen sprake kan zijn van procedurele samenhang.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is ook van inhoudelijke samenhang sprake, omdat de zaken van de rechtzoekende betrekking hebben op dezelfde problematiek. De rechtzoekende is in beide zaken in bezwaar gegaan, omdat zij zich niet kon verenigen met de duur van het aan haar toegekende persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden en begeleiding. Namens de rechtzoekende zijn nagenoeg dezelfde bezwaargronden aangevoerd. Beide beslissingen zijn gebaseerd op de Wet maatschappelijke ondersteuning en hebben betrekking op nagenoeg hetzelfde feitencomplex. Dat het in de ene zaak gaat om hulp bij het huishouden en in de andere zaak om begeleiding en dat de zaken niet geheel overlappen als het gaat om de relevante feiten en omstandigheden, maakt het voorgaande niet anders. De zaken hebben in de kern immers betrekking op een persoonsgebonden budget die rechtzoekende wil behouden voor een periode langer dan de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 juli 2022. Van al te zeer uiteenlopende rechtsvragen is daarom geen sprake. De zaken hoeven bovendien ook niet identiek aan elkaar te zijn om als naar hun aard verknocht te kunnen worden aangemerkt.De rechtbank overweegt verder dat pas achteraf wordt beoordeeld of sprake is van samenhang, waarbij voor de vraag of sprake is van verknochtheid niet bepalend is of bij de rechtsbijstandverlener daadwerkelijk sprake is geweest van tijdwinst.Gelet hierop kan ook de stelling van eiser ter zitting dat bij het aannemen van een zaak al duidelijk moet zijn of er sprake is van verknochtheid, niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder heeft de zaken van de rechtzoekende dus als verknocht mogen aanmerken.
14. Verweerder heeft op goede gronden geconcludeerd dat sprake is van samenhangende zaken en heeft de vergoeding op basis hiervan terecht herzien.
15. Van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, is niet gebleken.