ECLI:NL:RBDHA:2024:13243
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die de Ugandese nationaliteit heeft en op 26 juli 2024 een asielaanvraag indiende, heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De minister heeft de maatregel op 8 augustus 2024 opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding voor de periode waarin de maatregel van bewaring van kracht was.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel onterecht was ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terwijl de minister van Asiel en Migratie bevoegd was. Dit gebrek werd echter gepasseerd omdat de maatregel was ondertekend door een bevoegde ambtenaar en er geen schade voor eiser was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring op juiste gronden was opgelegd, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had de gronden voor de maatregel niet bestreden, en de rechtbank oordeelde dat de maatregel niet onevenredig bezwarend was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Wel werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.750. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.