In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds 2020 zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die onvoldoende zijn weggenomen ondanks de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. De rechtbank oordeelt dat de moeder onvoldoende heeft meegewerkt aan de ingezette hulpverlening, wat heeft geleid tot een onveilige thuissituatie voor [minderjarige]. De zorgen omvatten onder andere de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige], zijn werkhouding op school en het gebrek aan contact met de vader, wat schadelijk is voor zijn identiteitsontwikkeling. De rechtbank heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 30 november 2024 en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De rechtbank benadrukt dat de uithuisplaatsing tijdelijk is en dat de moeder zich moet inzetten voor de hulpverlening en moet samenwerken met de gecertificeerde instelling. De rechtbank heeft ook gelast dat de gecertificeerde instelling twee weken voor de volgende zitting een schriftelijke update over de situatie van [minderjarige] aan de rechtbank en belanghebbenden moet verstrekken.