ECLI:NL:RBDHA:2024:13170

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.22487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van Somalische identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond op 27 mei 2024. Eiser, geboren in Zuid-Somalië, heeft zijn asielaanvraag ingediend op 22 oktober 2021. De rechtbank heeft op 19 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die zijn identiteit en nationaliteit betwist, zorgvuldig gewogen.

Eiser heeft gesteld dat hij van Somalische nationaliteit is en heeft geprobeerd zijn identiteit te onderbouwen met documenten en verklaringen van familieleden. Echter, de rechtbank constateert dat eiser zijn identiteit en nationaliteit niet met documenten heeft kunnen onderbouwen. Verweerder heeft twijfels geuit over de geloofwaardigheid van de gestelde identiteit en herkomst, mede door inconsistenties in de persoonsgegevens van eiser die in Zwitserland zijn geregistreerd.

De rechtbank heeft ook de taalanalyse van TOELT in overweging genomen, die concludeerde dat eiser niet eenduidig te herleiden is tot de spraakgemeenschap van Zuid-Somalië. Eiser heeft geen contra-expertise ingediend om deze conclusie te weerleggen. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig zijn. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22487

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 mei 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] , en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
De aanvraag
3. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag 1] 1999 in [geboorteplaats] te (Zuid-)Somalië en van Somalische nationaliteit te zijn. Op 22 oktober 2021 heeft eiser zijn asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft zich in eerste instantie niet verantwoordelijk geacht voor de behandeling van de aanvraag, maar heeft eiser op 11 mei 2022 bericht dat hij in de nationale procedure wordt opgenomen en dat zijn asielaanvraag toch inhoudelijk wordt behandeld.
Het bestreden besluit
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft de gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser als een van de relevante elementen ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser in Zwitserland is geregistreerd onder vijf verschillende combinaties van naam, nationaliteit en geboortedatum. Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat eiser zijn nationaliteit, identiteit en herkomst niet kan onderbouwen met documenten, maar dat is niet in het nadeel van eiser meegewogen. Wel wordt eiser tegengeworpen dat uit een afgenomen taalanalyse is geconcludeerd dat eiser niet eenduidig te herleiden is tot de spraakgemeenschap van Zuid-Somalië.
Het standpunt van eiser
5. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder zijn identiteit, nationaliteit en herkomst wel als geloofwaardig en aannemelijk had moeten beoordelen. Eiser vindt dat hij genoegzaam heeft kunnen verklaren over zijn directe woon- en leefomgeving in [geboorteplaats] . Eiser stelt dat hij zich niets kan herinneren over het opgeven van verschillende persoonsgegevens in Zwitserland, aangezien hij destijds in slechte staat verkeerde, erg ziek was, en zelfs in het ziekenhuis heeft gelegen. Eiser voert verder aan dat hij naar de Somalische ambassade in Brussel is geweest en dat daar ook een talentest is afgenomen. Later die dag is aan eiser een identiteitscertificaat verstrekt. Daaruit mag volgens eiser worden afgeleid dat de Somalische ambassade volgt waar hij vandaan komt. Eiser stelt inmiddels ook over een Somalisch paspoort te beschikken. Eiser stelt tot slot dat twee verre familieleden in Nederland wonen (mevrouw [naam 1] en meneer [naam 2] ) en dat zij verklaringen over de familieband en herkomst kunnen afleggen. Eiser heeft bij zijn zienswijze tegen het voornemen schriftelijke verklaringen van deze personen overgelegd.
Wat vindt de rechtbank?
6. Vast staat dat eiser zijn identiteit en nationaliteit niet heeft kunnen onderbouwen met documenten. Vast staat ook dat eiser eerder in Zwitserland een asielverzoek heeft ingediend. Uit het dossier blijkt dat in Zwitserland verschillende persoonsgegevens van eiser zijn geregistreerd:
 [naam 3] , [geboortedag 2] 2000, Ethiopische nationaliteit,
 [naam 4] , [geboortedag 3] 1997, Somalische nationaliteit,
 [naam 3] , [geboortedag 4] 1998, Ethiopische nationaliteit,
 [naam 3] , [geboortedag 5] 2003, Ethiopische nationaliteit,
 [naam 3] , [geboortedag 2] 2000, Somalische nationaliteit.
7. Verweerder heeft in die combinatie van factoren reden mogen zien voor twijfel aan de gestelde identiteit en herkomst van eiser en heeft daarin aanleiding mogen zien voor het doen van nader onderzoek in de vorm van een HIS [1] -check en een taalanalyse. De rechtbank stelt verder nog vast dat eiser in de beroepsgronden, tijdens de zitting en in de zienswijze wisselende redenen heeft gegeven voor de registratie van de verschillende persoonsgegevens. In beroep stelt eiser dat hij zich niets kan herinneren van het opgeven van zijn persoonsgegeven in Zwitserland, terwijl hij daarvoor in de zienswijze heeft aangegeven dat hij onder druk van mensensmokkelaar(s) verschillende persoonsgegevens heeft opgegeven. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij destijds heeft gereisd met tickets waarop verschillende persoonsgegevens stonden, en dat in Zwitserland op basis van die tickets de persoonsgegevens waarschijnlijk zijn geregistreerd.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser bij de HIS-check de herkomstvragen overwegend goed heeft beantwoord. Verweerder heeft daarover onder verwijzing naar Werkinstructie 2022/4 (Herkomstonderzoek in asielzaken) in het bestreden besluit echter terecht opgemerkt dat dit niet automatisch betekent dat de herkomst daarmee is bewezen. Verweerder heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat eiser slechts tijdelijk in [geboorteplaats] kan hebben verbleven of dat informatie over de omgeving extern is verstrekt en/of is opgezocht.
9. Verweerder heeft een taalanalyse laten verrichten door TOELT [2] . Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:490, is een taalanalyse een deskundigenadvies waarop verweerder mag afgaan. Hij moet daarbij wel nagaan of het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, of de redenering daarin begrijpelijk is en of de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het advies naar voren brengt, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het advies afgaan.
10. TOELT heeft onderzocht of eiser te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen het door hem gestelde herkomstgebied Zuid-Somalië. Uit het rapport blijkt dat bij het onderzoek als algemeen uitgangspunt is genomen dat van eiser, gelet op de gestelde herkomst en levensloop, redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij een beheersing op moedertaalniveau heeft van een vorm van Zuid-Somalisch zoals dat gangbaar is in zijn gestelde herkomstgebied. Uit het rapport blijkt verder dat de taalanalist afkomstig is uit Zuid-Somalië, dat zijn moedertaal Somalisch is, en dat hij uitgebreid is getest en zich in staat heeft getoond om verschillende varianten van het Somalisch te beoordelen en te herleiden. Geconcludeerd is dat eiser op grond van zijn spraak eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Wel is gebleken van een beheersing op moedertaalniveau van een vorm van Somalisch.
11. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder zich ervan heeft vergewist dat het rapport van de taalanalyse op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In het bestreden besluit is uitvoerig aandacht besteed aan het rapport [3] , waarbij onder meer wordt ingegaan op de tolkenkeuze en de deskundigheid van de taalanalist en de linguïst. Overwogen is ook dat de vreemdeling in taalanalyses expliciet de gelegenheid krijgt om te spreken in alle talen die hij beheerst, om daarmee zijn beweerde herkomst aannemelijk te maken.
12. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de verrichte taalanalyse naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Eiser heeft geen rapport van een contra-expertise ingebracht. In het bestreden besluit is toegelicht dat eiser hiervoor wel ruimschoots in de gelegenheid is gesteld. Uit het dossier blijkt wel dat eiser bij verweerder heeft gemeld dat hij opdracht heeft gegeven voor een contra-expertise, maar een vervolg is uitgebleven. Dat betekent dat verweerder op de conclusie van TOELT heeft mogen afgaan, dat eiser op grond van zijn spraak niet eenduidig te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië.
13. Aan de enkele stelling van eiser dat de Somalische ambassade ook een talentest heeft afgenomen en dat de ambassade, mede op basis van die talentest, een identiteitscertificaat en later ook een Somalisch paspoort aan eiser heeft verstrekt, kan geen doorslaggevend gewicht worden toegekend. Eiser heeft ter onderbouwing van die stelling alleen een kopie van het identiteitscertificaat en het paspoort overgelegd. Verweerder heeft eiser expliciet in de gelegenheid gesteld om de originele documenten toe te sturen opdat deze op echtheid kunnen worden onderzocht, en van die gelegenheid heeft eiser geen gebruik gemaakt.
14. Ook voor de schriftelijke verklaringen die zijn afgelegd door de gestelde familieleden van eiser geldt dat daaraan geen doorslaggevend gewicht kan worden toegekend. Verweerder heeft daarover in het bestreden besluit terecht overwogen dat de authenticiteit van de verklaringen niet kan worden vastgesteld en dat deze bovendien niet afkomstig zijn van een objectief verifieerbare bron, aangezien deze hoogstwaarschijnlijk op verzoek van eiser zijn opgesteld.
15. Verweerder heeft gelet op het bovenstaande niet ten onrechte geoordeeld dat de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft een verdere beoordeling van het asielrelaas daarom terecht achterwege gelaten. Een asielmotief heeft volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [4] slechts betekenis tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling.

Conclusie en gevolgen

16. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
17. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Herkomst Informatie Systeem
2.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal
3.pagina 5, 6 en 7 van het bestreden besluit
4.bijvoorbeeld de uitspraak van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292