ECLI:NL:RBDHA:2024:13166
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door niet tijdig indienen van beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiser stelde dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag, waardoor hij in beroep ging. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser betwistte dat de beslistermijn geldig was verlengd door de WBV 2023/3, die de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengde. Eiser verzocht de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en verweerder te dwingen alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank oordeelt echter dat de WBV 2023/3 van toepassing is op de asielaanvraag van eiser, die op 31 augustus 2023 was ingediend. Hierdoor was de beslistermijn met negen maanden verlengd, en moest verweerder uiterlijk op 31 november 2024 beslissen. De ingebrekestelling van eiser was te vroeg ingediend, waardoor niet voldaan was aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. T. Rommes, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2024. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.