ECLI:NL:RBDHA:2024:1314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
10673427 EJ VERZ 23-79829
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klachtprocedure tegen beschermingsbewindvoerder en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in een klachtprocedure tegen de beschermingsbewindvoerder, Cynthia Theresia Wijnstein, die betrokken was bij de goederen van betrokkene. Klaagster, vertegenwoordigd door mr. J.G. Galama, diende een klacht in tegen de bewindvoerder, omdat zij schade zou hebben geleden door de handelingen van de bewindvoerder. De klacht was echter niet ingediend in het belang van betrokkene, maar in het belang van klaagster zelf. De kantonrechter oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor de klacht en dat de bewindvoerder niet foutief had gehandeld, waardoor de klacht niet-ontvankelijk werd verklaard.

Daarnaast verzocht klaagster de kantonrechter om de bewindvoerder te veroordelen tot schadevergoeding. De kantonrechter stelde vast dat een veroordeling tot schadevergoeding alleen mogelijk is als de schade is geleden door betrokkene, wat in dit geval niet was aangetoond. Daarom werd ook dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de rol van de kantonrechter in het toezicht op bewindvoerders en de noodzaak dat klachten in het belang van betrokkene worden ingediend. De beschikking is gegeven door mr. D. de Loor en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
DL
BM-nr.: 17368
Zaaknr.: 10673427 EJ VERZ 23-79829
Datum: 1 februari 2024

Beschikking op een klacht

van:

[klaagster] ,

wonende te [postcode 1] [woonplaats 1] , [adres 1] ,
hierna te noemen: klaagster,
gemachtigde: mr. J.G. Galama (Advocatenkantoor Galama te Eemnes),
tegen

Cynthia Theresia Wijnstein, vennoot van de v.o.f. C&G Bewindvoering,

kantoorhoudende te 2500 BW 's-Gravenhage, Postbus 16858,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
bewindvoerder over de goederen van:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [postcode 2] [woonplaats 2] , [adres 2] ,
hierna te noemen: betrokkene,
gemachtigde: mr. J.J. Douwes (Douwes De Jonge Advocaten te Arnhem).

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek (met bijlagen), ontvangen op 23 augustus 2023;
  • de reactie van de bewindvoerder van 28 augustus 2023;
  • de aantekeningen van de griffier van het verhandelde ter zitting van 11 januari 2024.

Feiten

Bij beschikking van de kantonrechter te Den Haag van 21 april 2017 zijn de goederen van betrokkene onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand, met aanstelling van de bewindvoerder. Het bewind is gepubliceerd in het Centraal Curatele- en Bewindregister.
Betrokkene heeft de advocate mr. [naam] ingeschakeld om een procedure te beginnen tegen klaagster. Betrokkene vorderde dat klaagster op grond van onrechtmatige daad veroordeeld zou worden tot betaling aan betrokkene van een schadevergoeding van € 33.130,-- en een immateriële schadevergoeding van € 25.000,--.
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 februari 2021 zijn de vorderingen van betrokkene afgewezen en is hij veroordeeld in de proceskosten.
Tegen dit vonnis heeft mr. [naam] namens betrokkene hoger beroep aangetekend.
Bij arrest van 8 augustus 2023 heeft het Gerechtshof Anhem-Leeuwarden het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 februari 2021 gedeeltelijk vernietigd en beslist dat betrokkene alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen tegen klaagster en is de proceskostenveroordeling bekrachtigd, met veroordeling van betrokkene in de proceskosten van het principaal hoger beroep. De vordering van klaagster in het incidenteel hoger beroep werd afgewezen, met veroordeling van haar in de proceskosten van dat beroep.
Op 17 augustus 2023 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht tegen mr. [naam] ingediend bij de Deken van de Orde van Advocaten Den Haag.
Bij brief van 24 oktober 2023 heeft de Deken aan de gemachtigde van klaagster laten weten dat zij verwacht dat de Raad van Discipline de klacht van klaagster niet-ontvankelijk, althans ongegrond zal verklaren.

Beoordeling

Namens klaagster is, samengevat, het volgende gesteld.
Betrokkene heeft klaagster gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht tot betaling van circa € 80.000,-. In deze procedure bleek dat betrokkene onder bewind stond, en dat de bewindvoerder geen opdracht had verstrekt aan de advocaat om deze procedure te voeren. De advocaat heeft derhalve onbevoegd deze procedure gevoerd. Als gevolg van deze procedure heeft klaagster circa € 8.000,- aan schade geleden aan proceskosten en griffierechten.
De advocaat van betrokkene is vervolgens, wederom zonder opdracht van de bewindvoerder, in hoger beroep gegaan van het vonnis van de rechtbank. Zij heeft pro forma beroep ingesteld en vervolgens, nadat klaagster zich had gesteld in de procedure, de procedure afgebroken, althans de termijn voor een memorie van grieven laten verlopen. Namens klaagster heeft haar gemachtigde een incidenteel beroep ingesteld, tot verklaring van niet ontvankelijkheid in eerste en tweede instantie, en heeft hij een proceskostenveroordeling, een volledige kostenveroordeling, en een veroordeling van mr. [naam] naast betrokkene gevorderd. Die vordering was gebaseerd op de omstandigheid dat de bewindvoerder tegen de gemachtigde uitdrukkelijk, zowel mondeling als schriftelijk, had verklaard dat zij nooit opdracht heeft gegeven aan de advocaat om deze procedures te voeren, in eerste instantie noch in hoger beroep. Het gerechtshof heeft deze tegenvordering afgewezen.
Op de zitting bij het gerechtshof op 27 juli 2023 heeft mr. [naam] ten overstaan van het gerechtshof verklaard dat zij simpelweg een opdracht had van de bewindvoerder. De bewindvoerder, hoewel opgeroepen door het gerechtshof, is niet verschenen. Op grond daarvan heeft het gerechtshof de schriftelijke verklaring van de bewindvoerder, dat geen opdracht was verstrekt, terzijde gelegd, en heeft het hof mr. [naam] gevolgd in haar verklaring.
De klacht is hierin gelegen dat de bewindvoerder, hoewel zij eerder verklaarde geen opdracht te hebben verstrekt, niet ter zitting is verschenen om die verklaring kracht bij te zetten, op grond waarvan het gerechtshof haar verklaring heeft genegeerd. Ook toen de gemachtigde de bewindvoerder recent belde heeft zij uitdrukkelijk verklaard geen opdracht te hebben verstrekt. Zij kon niet aangeven waarom zij niet ter zitting was verschenen.
De kostenposten in hoger beroep voor klaagster bedroegen inmiddels € 7.405,20 plus het griffierecht van € 772,-. Omdat betrokkene onder bewind stond, is de bewindvoerder bereid gebleken om voor een deel van die proceskosten een betalingsregeling van € 50,- per maand af te spreken. Naar de rest van het geld kan klaagster voorlopig fluiten. Klaagster verzoekt de kantonrechter om de bewindvoerder in de schade te veroordelen.
Namens de bewindvoerder is, samengevat, het volgende verweer gevoerd.
Betrokkene heeft de bewindvoerder in paniek opgebeld nadat zijn vader was overleden. Hij wilde een zaak beginnen tegen klaagster. Klaagster was mantelzorgster van de vader geweest en betrokkene stelde dat er geld en spullen van zijn vader waren verdwenen. De bewindvoerder heeft dit aanvankelijk afgehouden, maar toen betrokkene er later op terugkwam heeft zij hem toestemming gegeven om een advocaat in te schakelen. Betrokkene heeft ongeveer vier advocaten benaderd. De eerste heeft contact opgenomen met de bewindvoerder, de laatste was mr. [naam] . Zij heeft nooit contact met de bewindvoerder opgenomen. De bewindvoerder heeft de eigen bijdrage van de toevoeging wel betaald.
Op enig moment heeft de gemachtigde van klaagster contact opgenomen met de bewindvoerder. Die gaf aan dat betrokkene de zaak bij de rechtbank had verloren en dat de mr. [naam] in hoger beroep was gegaan. Dit had mr. [naam] niet aan de bewindvoerder laten weten. De gemachtigde zei dat de bewindvoerder een verklaring op papier moest zetten. Zij heeft een door de gemachtigde opgestelde verklaring ondertekend. De bewindvoerder heeft ook zelf geprobeerd met mr. [naam] contact op te nemen, maar toen betrokkene haar had bedreigd heeft ze zich teruggetrokken. Via de Deken is toen aan betrokkene een advocaat toegewezen voor de hoger beroep procedure. De advocaat van betrokkene had dus toestemming van de bewindvoerder voor die procedure.
Het gerechtshof had de gemachtigde van klaagster opgedragen om de bewindvoerder op te roepen voor de zitting bij het hof. Dat is kennelijk niet gebeurd, want de bewindvoerder was niet op de hoogte van die zitting.
Klaagster heeft een proceskostenveroordeling toegewezen gekregen volgens het liquidatietarief. Het gerechtshof heeft de integrale proceskostenveroordeling afgewezen. Er is geen grond om de bewindvoerder nu aansprakelijk te stellen voor die kosten.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
In de wet is niet voorzien in een procedure om een klacht in te dienen tegen de beschermingsbewindvoerder. Wel is in hoofdstuk K van de aanbevelingen meerderjarigenbewind een klachtprocedure omschreven. De strekking van deze klachtprocedure is dat betrokkene, een belanghebbende of een derde in het belang van betrokkene over de bewindvoerder kan klagen. Het toezicht van de kantonrechter op de bewindvoerder vindt ook primair plaats in het belang van betrokkene.
De klacht van klaagster betreft schade die zij zelf stelt geleden te hebben. De klacht wordt dus niet gedaan in het belang van betrokkene. Op basis van de klacht kan de kantonrechter ook niet concluderen dat de bewindvoerder fout heeft gehandeld en daarmee de belangen van betrokkene heeft geschaad. De kantonrechter zal de klacht daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Namens klaagster is verder verzocht om de bewindvoerder in haar schade te veroordelen. De kantonrechter kan in het kader van zijn toezicht op de bewindvoerder alleen overgaan tot een veroordeling van de bewindvoerder tot betaling van schadevergoeding als die schade is geleden door betrokkene (artikel 1:444 BW en artikel 1:445, vijfde lid, BW juncto 1:362 BW). Daarvan is in dit geval niet gebleken. Ook dit verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart de klacht en het verzoek van klaagster niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2024.