Namens klaagster is, samengevat, het volgende gesteld.
Betrokkene heeft klaagster gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht tot betaling van circa € 80.000,-. In deze procedure bleek dat betrokkene onder bewind stond, en dat de bewindvoerder geen opdracht had verstrekt aan de advocaat om deze procedure te voeren. De advocaat heeft derhalve onbevoegd deze procedure gevoerd. Als gevolg van deze procedure heeft klaagster circa € 8.000,- aan schade geleden aan proceskosten en griffierechten.
De advocaat van betrokkene is vervolgens, wederom zonder opdracht van de bewindvoerder, in hoger beroep gegaan van het vonnis van de rechtbank. Zij heeft pro forma beroep ingesteld en vervolgens, nadat klaagster zich had gesteld in de procedure, de procedure afgebroken, althans de termijn voor een memorie van grieven laten verlopen. Namens klaagster heeft haar gemachtigde een incidenteel beroep ingesteld, tot verklaring van niet ontvankelijkheid in eerste en tweede instantie, en heeft hij een proceskostenveroordeling, een volledige kostenveroordeling, en een veroordeling van mr. [naam] naast betrokkene gevorderd. Die vordering was gebaseerd op de omstandigheid dat de bewindvoerder tegen de gemachtigde uitdrukkelijk, zowel mondeling als schriftelijk, had verklaard dat zij nooit opdracht heeft gegeven aan de advocaat om deze procedures te voeren, in eerste instantie noch in hoger beroep. Het gerechtshof heeft deze tegenvordering afgewezen.
Op de zitting bij het gerechtshof op 27 juli 2023 heeft mr. [naam] ten overstaan van het gerechtshof verklaard dat zij simpelweg een opdracht had van de bewindvoerder. De bewindvoerder, hoewel opgeroepen door het gerechtshof, is niet verschenen. Op grond daarvan heeft het gerechtshof de schriftelijke verklaring van de bewindvoerder, dat geen opdracht was verstrekt, terzijde gelegd, en heeft het hof mr. [naam] gevolgd in haar verklaring.
De klacht is hierin gelegen dat de bewindvoerder, hoewel zij eerder verklaarde geen opdracht te hebben verstrekt, niet ter zitting is verschenen om die verklaring kracht bij te zetten, op grond waarvan het gerechtshof haar verklaring heeft genegeerd. Ook toen de gemachtigde de bewindvoerder recent belde heeft zij uitdrukkelijk verklaard geen opdracht te hebben verstrekt. Zij kon niet aangeven waarom zij niet ter zitting was verschenen.
De kostenposten in hoger beroep voor klaagster bedroegen inmiddels € 7.405,20 plus het griffierecht van € 772,-. Omdat betrokkene onder bewind stond, is de bewindvoerder bereid gebleken om voor een deel van die proceskosten een betalingsregeling van € 50,- per maand af te spreken. Naar de rest van het geld kan klaagster voorlopig fluiten. Klaagster verzoekt de kantonrechter om de bewindvoerder in de schade te veroordelen.