In deze zaak heeft eiseres, van Somalische nationaliteit, op 20 december 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Op 8 maart 2023 is zij in de nationale procedure opgenomen. Eiseres heeft de minister van Asiel en Migratie op 27 maart 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 12 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft haar beroep ingesteld nadat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die op 8 september 2023 eindigde, was verlengd met negen maanden door de minister, vanwege een groot aantal aanvragen. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is.
Aangezien de ingebrekestelling van 27 maart 2024 prematuur was, voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres kan binnen zes weken een verzetschrift indienen als zij het niet eens is met deze uitspraak.