ECLI:NL:RBDHA:2024:13112
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door niet tijdig indienen van beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres, die niet tevreden was met de tijdige afhandeling van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres had een asielaanvraag ingediend op 30 oktober 2023, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had niet binnen de wettelijk vereiste termijn beslist. Eiseres stelde dat de beslistermijn niet geldig was verlengd door het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking trad en de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengde met negen maanden. Eiseres voerde aan dat zij verweerder niet prematuur in gebreke had gesteld, omdat de verlenging volgens haar niet van toepassing was.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiseres wel degelijk was verlengd door WBV 2023/3. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van 16 februari 2024, waarin was vastgesteld dat er een situatie bestond die de verlenging rechtvaardigde. Aangezien de beslistermijn was verlengd, was de ingebrekestelling van eiseres, die op 22 mei 2024 was ingediend, te vroeg. Hierdoor voldeed eiseres niet aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder.
De rechtbank heeft daarom het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. T. Rommes, en is op 25 juli 2024 openbaar gemaakt. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze beslissing.