ECLI:NL:RBDHA:2024:13097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.34670
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens onvoldoende binding met land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Eiser, geboren in 1984 en van Marokkaanse nationaliteit, had op 9 augustus 2022 een aanvraag ingediend om zijn broer van zijn oma te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op 24 augustus 2022, en het bezwaar van eiser werd op 6 oktober 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van de doel en omstandigheden van zijn voorgenomen verblijf. De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende sociale en economische binding met Marokko heeft aangetoond. Hoewel eiser claimt dat hij belangrijke familieleden in Marokko heeft, is er geen bewijs dat hij hen (mantel)zorg verleent of dat hij hen financieel ondersteunt. Bovendien heeft hij niet aangetoond dat hij een inkomen van €20.000 per jaar heeft, wat zijn economische binding met Marokko zou onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid de aanvraag heeft kunnen afwijzen en dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden. Eiser heeft niet de benodigde documenten ingediend om zijn claims te onderbouwen, waardoor de rechtbank het beroep ongegrond verklaart. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier mr. Y. Robio, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34670

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Kersbergen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 op zitting behandeld. Aanwezig waren de gemachtigden van eiser en verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1984 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij heeft op 9 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor de afgifte van een visum voor kort verblijf voor het bezoeken van de broer van zijn oma, de heer [naam] (referent).
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser om twee redenen afgewezen. Ten eerste omdat eiser het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet zou hebben aangetoond [1] en ten tweede omdat er redelijke twijfel zou bestaan over het voornemen van eiser het Schengengrondgebied [2] te verlaten vóór het verstrijken van het visum. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. In de Marokkaanse cultuur is het gebruikelijk om de broer van een grootouder ‘oom’ te noemen. Daarmee is te verklaren waarom eiser in zijn aanvraag referent als ‘oom’ heeft aangemerkt. Verder is het bewijzen van de familierechtelijke relatie tussen eiser en referent moeilijk en duur, omdat tussen hen geen directe familierechtelijke relatie bestaat. Verder is er wel een voldoende sociale binding met Marokko, omdat hij daar al zijn belangrijke familieleden (moeder, broers en zussen), vrouw, vrienden en kennissen heeft. Eiser heeft ook een voldoende economische binding met zijn land van herkomst, nu hij daar een eigen woning en hoog inkomen heeft. Ook zijn de economische mogelijkheden in Marokko voor eiser gunstiger dan die in Europa. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht geschonden, nu de afwijzingsgronden betrekking hadden op zijn persoonlijke omstandigheden en hij deze in een hoorzitting (nader) had kunnen toelichten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf
5. Verweerder heeft kunnen vinden dat de familierelatie tussen eiser en referent niet is aangetoond en heeft daarop zijn oordeel over het doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf kunnen baseren. De rechtbank overweegt dat het eerder noemen van de referent als ‘oom’ terwijl het eigenlijk een ‘oudoom’is, op zichzelf niet de door verweerder genoemde twijfel rechtvaardigt. Dit doet er niet aan af dat verweerder mag verlangen dat de familierechtelijke relatie tussen eiser en referent wordt aangetoond. In het document ‘
certificat de lien de parente’ staat vermeld dat eiser de kleinzoon van de zus van de referent is. Echter heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat niet blijkt dat ter beoordeling van de gestelde familiale relatie brondocumenten zijn overlegd en hierdoor het certificaat niet als een objectiveerbaar document kan worden gezien. Dat het bewijzen van de familierechtelijke relatie tussen eiser en referent duur en moeilijk is, hoeft het oordeel van verweerder niet anders te maken. Het is in beginsel aan de vreemdeling om zijn aanvraag te onderbouwen.
5.1.
Dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet zijn aangetoond was – vanwege de imperatieve weigeringsgronden in de Visumcode – al voldoende voor verweerder om de aanvraag af te wijzen. Maar de rechtbank zal ook de beroepsgronden van eiser die zien op de sociale en economische binding met Marokko bespreken.
Sociale en economische binding met het land van herkomst
6. Voor wat betreft de sociale en economische band met het land van herkomst geldt dat er blijk moet zijn van voldoende redenen om na afloop van het visum terug te keren naar het land van herkomst. De beoordeling daarvan wordt zoveel mogelijk beperkt tot objectieve gegevens. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiser het Schengengrondgebied te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het beoogde visum, omdat hij onvoldoende sociale en economische binding met zijn land van herkomst heeft.
Sociale binding
6.1.
Verweerder heeft betrokken dat er familieleden van eiser verblijven in Marokko, maar dat op grond hiervan niet zonder meer kan worden aangenomen dat de sociale binding met Marokko zo sterk is dat om die reden moet worden aangenomen dat eiser tijdig zal terugkeren naar Marokko. Niet is gebleken dat eiser (mantel)zorg verleent aan deze familieleden, dat hij in staat zou zijn om hen te onderhouden of dat er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die maken dat eiser gedwongen zou worden tijdig terug te keren naar Marokko. Verder overweegt de rechtbank dat het na het bestreden besluit gesloten huwelijk van eiser bevestigt dat eiser ten tijde van het bestreden besluit al een grote mate van zelfstandigheid had ten aanzien van zijn familie. Omdat de rechtbank haar overwegingen alleen baseert op feiten en omstandigheden die bestonden bij het nemen van het bestreden besluit, [4] kan het huwelijk op zich dit niet worden betrokken in dit geschil. Of deze omstandigheid maakt dat eiser bij een eventuele volgende aanvraag wel voldoende sociale binding heeft met Marokko, is pas relevant als hij dan ook aan de overige voorwaarden voor visumverlening voldoet.
Economische binding
6.2.
De rechtbank stelt vast dat uit bankafschriften volgt dat eiser een goed vermogen aan geld heeft. Echter heeft verweerder mogen betrekken dat eiser niet met bewijsstukken heeft aangetoond dat hij een inkomen van €20.000,- per jaar, dan wel een maandinkomen van ongeveer €2000,- per maand heeft. Bovendien volgt uit de door eiser overlegde stukken niet dat met de gestelde werkzaamheden eiser daadwerkelijk en op regelmatige basis inkomen maakt en op basis hiervan economisch gebonden is aan Marokko. Uit de overlegde bankafschriften volgt niet dat de stortingen zijn te herleiden tot de gestelde inkomsten als zelfstandige in het ambacht. Het alleen noemen dat de mogelijkheden van eiser in Marokko gunstig zijn en in Europa niet, hoeft het oordeel van verweerder op dit punt dan ook niet anders te maken. Dat eiser een eigen woning heeft, is niet met enige stukken onderbouwd.
7. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de visumaanvraag van eiser in redelijkheid mogen afwijzen.
Hoorplicht
8. Dat de hoorplicht is geschonden volgt de rechtbank niet. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftenprocedure en dat de vreemdeling in beginsel wordt gehoord. Verweerder mag slechts van horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [5] De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat van dergelijke twijfel geen sprake is. Hierbij overweegt de rechtbank dat de hoogste bestuursrechter ook heeft bepaald dat naarmate een vreemdeling meer inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te verkrijgen en daarover met verweerder heeft gecommuniceerd, het meer in de rede ligt om de vreemdeling uit te nodigen voor een hoorzitting. [6] Uit de bezwaargronden volgt dat eiser nog nadere stukken in zou dienen over de familiale relatie tussen hem en referent. Referent heeft hier ruim 9 maanden voor gehad, maar heeft deze stukken niet ingediend. Daarmee heeft eiser geen moeite gedaan de gestelde familiale relatie te bewijzen. Nu dit reeds een zelfstandige afwijzingsgrond is, mocht verweerder afzien van horen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Robio, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, onder ii van de Visumcode.
2.Het grondgebied van de lidstaten waarin het Schengenacquis volledig wordt toegepast.
3.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b van de Visumcode.
4.Dit wordt ook wel de ex-tunc toetsing genoemd.
5.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
6.Zie noot hierboven.