In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) voor nareis en gezinshereniging. Eiser heeft op 4 september 2023 zijn aanvraag ingediend, die op 5 september 2023 door verweerder is ontvangen. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiser heeft verweerder op 20 maart 2024 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank verleent eiser vrijstelling van griffierecht en wijst het verzoek van verweerder om aanhouding van de zaak af. De rechtbank stelt dat de aard van het beroep zich verzet tegen aanhouding, omdat dit de prikkel voor verweerder om tijdig te beslissen zou wegnemen. De rechtbank legt verweerder een beslistermijn op van acht weken na verzending van de uitspraak, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken in geval van nader onderzoek. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat verweerder binnen de gestelde termijn een besluit moet nemen op de aanvraag.