In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) voor nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister, volgens het nieuwe fifo-principe, de aanvraag van eiser pas in februari 2025 zal behandelen. Eiser heeft echter rechtsgeldig de minister in gebreke gesteld en beroep ingesteld, wat betekent dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is verklaard.
De rechtbank oordeelt dat de minister binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet worden vergoed door de minister.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen. De rechtbank bevestigt dat het beroep gegrond is en dat de minister verplicht is om binnen de gestelde termijnen een besluit te nemen.