In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) voor nareis. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De Minister hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe voor nareiszaken, wat betekent dat de aanvraag van eiser naar verwachting in juli 2024 behandeld zou worden. De rechtbank wijst het verzoek van de Minister om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen.
De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep terecht ingediend en gegrond verklaard. De rechtbank bepaalt dat de Minister binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar in bijzondere gevallen kan een andere termijn worden opgelegd. De rechtbank legt de Minister een beslistermijn van acht weken op, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken als nader onderzoek nodig is. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 17 juli 2024.