ECLI:NL:RBDHA:2024:13023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
10984090
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding medische kosten tijdens ontvluchting detentie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de vergoeding van medische kosten die zijn gemaakt door [eiser] tijdens zijn ongeoorloofde afwezigheid uit de penitentiaire inrichting. [eiser] was gedetineerd en had op 17 augustus 2018 verlof gekregen, maar is niet teruggekeerd. Tijdens zijn vlucht is hij gewond geraakt en heeft hij medische behandeling ondergaan. De kosten van deze behandeling zijn door Menzis, de zorgverzekeraar van [eiser], niet vergoed, omdat Menzis van mening is dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) verantwoordelijk is voor de betaling. DJI op haar beurt stelt dat [eiser] geen gedetineerde meer was tijdens zijn ontvluchting en dat de kosten voor zijn rekening komen.

De kantonrechter heeft beoordeeld of de rechten en plichten uit de zorgverzekering van [eiser] waren opgeschort tijdens de periode van zijn ongeoorloofde afwezigheid. De rechter concludeert dat de opschorting van de zorgverzekering inderdaad van toepassing was, omdat [eiser] in die periode geen gedetineerde was in de zin van de wet. Hierdoor is Menzis verplicht om de medische kosten van [eiser] te vergoeden. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] tot betaling van € 7.357,50 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 oktober 2019. Tevens is Menzis veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
dn/bc
Zaaknummer: 10984090 \ RL EXPL 24-5439
Vonnis van 15 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.M.C. Wessels,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
meer in het bijzonder
DIENST JUSTITIËLE INRICHTINGEN,
zetelend te Den Haag,
hierna te noemen: DJI,
gemachtigde: mr. J.A.M. de Jong,
2.
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Wageningen,
gemachtigde: mr. R.P. Scherer,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: Menzis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 22 februari 2024, met producties 1 tot en met 12,
- de conclusie van antwoord van de zijde van Menzis, met productie 1,
- de brief van 7 maart 2024 van de zijde van de Staat.
1.2.
Op 8 juli 2023 is een mondelinge behandeling gehouden. Namens [eiser] is zijn gemachtigde verschenen. Namens DJI en Menzis zijn tevens de gemachtigden verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken. Vervolgens is de datum voor dit vonnis bepaald op vandaag.

2.De zaak in het kort

Deze procedure gaat over de vraag wie de kosten van de medische behandeling van [eiser] , die tijdens zijn ongeoorloofde afwezigheid uit de penitentiaire inrichting zijn gemaakt, moet betalen. Volgens [eiser] moet óf Menzis óf DJI de medische kosten te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat Menzis deze kosten moet betalen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot deze beslissing is gekomen.

3.Wat is er gebeurd?

3.1.
Vanwege verschillende strafrechtelijke veroordelingen heeft [eiser] een periode in detentie gezeten. Op 17 augustus 2018 is [eiser] met toestemming voor een dag met verlof gegaan. [eiser] is niet van dit verlof op dezelfde dag bij de penitentiaire instelling teruggekeerd.
3.2.
[eiser] is op 30 augustus 2018 door de politie opgespoord. Tijdens zijn vlucht om aan de politie te ontsnappen, is [eiser] gewond geraakt. Van 30 augustus 2018 tot en met 1 september 2018 is [eiser] voor zijn verwondingen behandeld in het ziekenhuis. Op 1 september 2018 is [eiser] overgebracht naar een gevangenisziekenhuis.
3.3.
[eiser] is voor medische kosten verzekerd bij Menzis. De kosten van de medische behandeling in het ziekenhuis zijn op 4 oktober 2019 aan [eiser] gefactureerd.
3.4.
Omdat [eiser] voor ziektekosten is verzekerd bij Menzis, heeft [eiser] de factuur bij Menzis ingediend. Menzis weigert de kosten te vergoeden, omdat volgens haar DJI deze kosten moet betalen.
3.5.
[eiser] heeft daarom DJI verzocht zijn medische kosten te vergoeden. DJI weigert op haar beurt eveneens om de kosten te vergoeden en wijst Menzis aan als partij die de kosten moet vergoeden.
3.6.
Omdat zowel Menzis als DJI de medische kosten niet heeft vergoed, was [eiser] genoodzaakt om een betalingsregeling te treffen.

4.Wat wil [eiser] ?

4.1.
[eiser] is van mening dat óf Menzis óf DJI zijn medische kosten moet vergoeden. Omdat Menzis en DJI onderling niet hebben kunnen bepalen wie de kosten van de medische behandeling van [eiser] moet betalen, wil [eiser] dat de kantonrechter dat doet.
4.2.
[eiser] vordert daarom dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Menzis óf DJI veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 7.357,50 aan [eiser] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2019 met veroordeling van Menzis of DJI in de proceskosten. Het gevorderde bedrag bestaat uit de medische kosten van € 6.650,00 en de buitengerechtelijke kosten van € 707,50. Omdat er niet (tijdig) is betaald, maakt [eiser] aanspraak worden gemaakt op wettelijke rente.
5. Wat vinden Menzis en DJI?
5.1.
Menzis vindt dat zij de medische kosten van [eiser] niet hoeft te betalen, omdat haar verplichtingen uit de zorgverzekering door de detentie van [eiser] waren opgeschort. De kosten van medische zorg komen dus voor rekening van DJI. Ook bij het tijdelijk verlaten van de penitentiaire inrichting, zoals bij [eiser] in verband met een toegekend verlof, is nog steeds sprake van detentie. Het maakt daarbij volgens Menzis niet uit of sprake is van geoorloofd of ongeoorloofd verlof. De tenuitvoerlegging van de straf wordt namelijk door het verlof (geoorloofd of ongeoorloofd) niet opgeschort.
5.2.
Volgens DJI was [eiser] vanwege zijn ontvluchting geen gedetineerde meer in de zin van de wet. De medische kosten die zijn gemaakt tijdens de periode dat hij ontvlucht was, komen daarom voor rekening van [eiser] althans diens zorgverzekeraar. Dat de Minister het verlof aan [eiser] heeft verleend, maakt de Minister niet aansprakelijk voor de kosten van de geneeskundige hulp die [eiser] tijdens zijn ontvluchting heeft moeten maken.

6.De beoordeling

zorgverzekering opgeschort?
6.1.
In deze zaak moet worden beoordeeld of de rechten en plichten uit de zorgverzekeringsovereenkomst tussen Menzis en [eiser] opgeschort waren in de periode van 30 augustus 2018 tot en met 1 september 2018. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
6.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de rechten en plichten uit de zorgverzekering van rechtswege zijn opgeschort voor de periode waarover de Minister van Justitie in het kader van de uitvoering van een rechterlijke uitspraak verantwoordelijk is voor de verstrekking van geneeskundige zorg aan een verzekerde. Dat staat ook in artikel 24 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in verbinding met artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).
6.3.
Uit de standpunten van Menzis en DJI leidt de kantonrechter af dat het geschil zich toespitst op de vraag of deze opschorting zich ook uitstrekt over de periode dat [eiser] zijn detentie is ontvlucht (de periode vanaf het einde van zijn verlof tot zijn opname in het gevangenisziekenhuis).
6.4.
Menzis onderbouwd zijn stelling, dat deze opschorting zich ook uitstrekt over de periode dat [eiser] zijn detentie was ontvlucht, door te verwijzen naar de definitie van een gedetineerde. Volgens artikel 1 aanhef en onder e Pbw is een gedetineerde een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaatsvindt. Verder wijst Menzis op artikel 26 leden 1 en 2 Pbw waarin staat:
Een gedetineerde kan, ingevolge het derde en het vierde lid, worden toegestaan de inrichting te verlaten.
Het verlaten van de inrichting, bedoeld in het eerste lid, schort de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel niet op.
6.5.
Menzis trekt uit deze bepalingen de conclusie dat het verlaten van de penitentiaire inrichting niet betekent dat iemand niet meer gedetineerd is. De tenuitvoerlegging van de straf is immers niet opgeschort. Pas als de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel eindigt, is geen sprake meer van detentie en herleven de rechten en plichten uit de zorgverzekeringsovereenkomst, aldus Menzis. De kantonrechter volgt Menzis hierin niet. Daarvoor is redengevend dat, in het geval dat iemand niet terugkeert van zijn verlof, geen sprake meer is van vrijheidsontneming. Aan de definitie van een gedetineerde, zoals neergelegd in artikel 1 aanhef en onder e Pbw, wordt in dat geval niet voldaan. Van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel
in een inrichtingis immers geen sprake. In vergelijkbare zin oordeelde de rechtbank Noord-Holland in haar uitspraak van 18 augustus 2021 [1] , dat de deelnemer aan elektronische detentie geen gedetineerde is in de zin van Pbw omdat de tenuitvoerlegging plaatsvindt buiten de penitentiaire inrichting. Dit betekent dat [eiser] in de periode van 30 augustus 2018 tot en met 1 september 2018 geen gedetineerde in de zin van de Pbw was. Reeds daarom heeft [eiser] over genoemde periode geen recht op verzorging door een aan de inrichting verbonden arts (artikel 26 Pbw).
6.6.
De kantonrechter volgt Menzis ook niet in haar stelling, dat ongeoorloofde afwezigheid, al dan niet door overtreding van de verlofvoorwaarden, de tenuitvoerlegging van de straf niet opgeschort. In navolging van artikel 26, derde lid, Pbw, zijn nadere regels gesteld voor het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof. [2] Relevant is hier artikel 8 in verbinding met artikel 10, tweede lid, onder b van de Regeling, dat als volgt luidt:
Artikel 8. Tenuitvoerlegging straf tijdens verlof
Gedurende het re-integratieverlof het incidenteel verlof en het verlof tijdens verblijf in een inrichting voor stelselmatige daders loopt de tenuitvoerlegging van de straf ofwel de maatregel door, gedurende de strafonderbreking wordt de tenuitvoerlegging van de straf opgeschort. In het geval bedoeld in artikel 10, tweede lid onder b, en in geval van ziekte wordt de tenuitvoerlegging geschorst vanaf het moment dat de gedetineerde terug had moeten keren.
Artikel 10. Incidenten
(…)
Van een incident als bedoeld in het eerste lid is in elk geval sprake wanneer de gedetineerde:
(…)
b. verwijtbaar te laat of niet in de inrichting terugkeert;
6.7.
Dit betekent dat in de periode van 30 augustus 2018 tot en met 1 september 2018 de tenuitvoerlegging van de straf was opgeschort. De stelling van Menzis faalt dan ook.
conclusie
6.8.
De conclusie uit dit alles is dat tijdens de ongeoorloofde afwezigheid van [eiser] de rechten en plichten uit de zorgverzekering
nietwaren opgeschort. Menzis moet daarom de kosten van de medische behandeling van [eiser] betalen.
Nu Menzis de hoogte van de vordering niet heeft betwist, wijst de kantonrechter de vordering tot betaling van een bedrag van € 7.357,50 aan [eiser] toe.
wettelijke rente
6.9.
[eiser] vordert vanaf 4 oktober 2019 wettelijke rente over het bedrag van
€ 7.357,50. De rente is toewijsbaar over de hoofdsom vanaf de datum van verzuim. Nu Menzis hiertegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd, wijst de kantonrechter de wettelijke rente zoals gevorderd toe.
6.10.
[eiser] is jegens DJI in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van DJI betalen. De proceskosten van DJI worden begroot op:
- salaris gemachtigde
672,00
(2,00 punten × € 336,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
807,00
6.11.
Menzis is jegens [eiser] in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- dagvaardingskosten
139,42
- salaris gemachtigde
672,00
(2,00 punten × € 336,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.033,42

7.De beslissing

De kantonrechter
ten aanzien van de Staat:
7.1.
wijst de vordering af,
7.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 807,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
ten aanzien van Menzis:
7.3.
veroordeelt Menzis tot betaling van een bedrag van € 7.357,50 aan [eiser] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling,
7.4.
veroordeelt Menzis in de proceskosten van € 1.033,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Menzis niet tijdig aan één van de veroordelingen in voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
en verder:
7.5.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Nobel en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.

Voetnoten

2.Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.