ECLI:NL:RBDHA:2024:1302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
NL23.28609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een mvv-aanvraag voor gezinshereniging na nareis-procedure met betrekking tot jongvolwassenenbeleid en belangenafweging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun mvv-aanvraag voor gezinshereniging beoordeeld. De aanvraag, ingediend op 12 oktober 2022, werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 januari 2023, en het bezwaar hiertegen werd op 28 augustus 2023 eveneens afgewezen. Eisers, bestaande uit de ouders en broers en zussen van referente, voerden aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan het jongvolwassenenbeleid, en dat er wel degelijk sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de afwijzing onzorgvuldig heeft voorbereid en gebrekkig heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de voorgeschiedenis van referente en het tijdsverloop sinds de eerste aanvraag. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging van de staatssecretaris niet in overeenstemming is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht, en dat eisers recht hebben op vergoeding van hun proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28609

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser 1], eiser 1,

V-nummer: [nummer eiser 1]
[naam eiseres 1], eiseres 1,
V-nummer: [nummer eiseres 1]
[naam eiser 2], eiser 2,
V-nummer: [nummer eiser 2]
[naam eiser 3], eiser 3,
V-nummer: [nummer eiser 3]
[naam eiser 4], eiser 4,
V-nummer: [nummer eiser 4]
[naam eiseres 2], eiseres 2,
V-nummer: [nummer eiseres 2]
[naam eiseres 3], eiseres 3,
V-nummer: [nummer eiseres 3]
gezamenlijk te noemen: ‘eisers’
(gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun mvv [1] -aanvraag van 12 oktober 2022 voor verblijf bij referente, [naam referente].
2. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 13 januari 2023 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 augustus 2023 op het bezwaar van eisers is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. Eisers hebben op 8 september 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. De staatssecretaris heeft op 14 november 2023 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eisers, A. Mohamedali als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Feiten en omstandigheden

6. Eiser 1 en eiseres 1 zijn de ouders van referente. Zij zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum eiser 1] 1971 en [geboortedatum eiseres 1] 1980. De overige eisers zijn broers en zussen van referente. Zij zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum eiser 2] 2004, [geboortedatum eiser 3] 2006, [geboortedatum eiser 4] 2010, [geboortedatum eiseres 2] 2012 en [geboortedatum eiseres 3] 2020.
7. Referente is geboren op [geboortedatum referente] 2002. Zij heeft Eritrea in december 2016 verlaten en is in maart 2018 in Nederland aangekomen. Referente is in het bezit van een asielvergunning voor bepaalde tijd die haar op 9 juli 2019 is verleend. Zij heeft binnen drie maanden na de vergunningverlening een mvv-aanvraag ingediend voor nareis van eisers, met uitzondering van eiseres 3 (die toen nog niet was geboren). De staatssecretaris heeft DNA-onderzoek aangeboden om de gestelde familieband tussen referente en eisers aan te tonen. Als gevolg van reisbeperkingen in verband met COVID-19, oorlog in het grensgebied tussen Eritrea en Ethiopië en een vergevorderde zwangerschap van eiseres 1, slaagden eisers er niet in om ten behoeve van het DNA-onderzoek van Eritrea naar Ethiopië af te reizen. De staatssecretaris heeft de aanvraag daarom afgewezen, welke afwijzing in bezwaar is gehandhaafd. Dit besluit is onherroepelijk. Wel heeft de staatssecretaris op de mogelijkheid gewezen om een nieuwe aanvraag in te dienen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

8. Op 12 oktober 2022 heeft referente ten behoeve van eisers een nieuwe mvv-aanvraag ingediend, nadat het eisers gelukt was om naar Soedan te reizen. Dit betreft een reguliere aanvraag om gezinshereniging op grond van artikel 8 van het EVRM. [2] Ter staving van de identiteit en de familierechtelijke relatie zijn, net als bij de vorige mvv-aanvraag, kopieën van identiteitsbewijzen (eiser 1 en eiseres 1) en geboorteaktes (overige eisers met uitzondering van eiseres 3) overgelegd. Ten behoeve van eiseres 3 is een doopakte en een gezondheidsboekje overgelegd. Bij het primaire besluit heeft de staatsecretaris de aanvraag opnieuw afgewezen omdat de identiteit van eisers en de familieband met referente niet is aangetoond. Omdat slechts kopieën zijn aangeleverd heeft de staatssecretaris geen onderzoek verricht naar de echtheid van de overgelegde documenten. Er is geen DNA-onderzoek aangeboden omdat ook wanneer de familieband wel zou worden vastgesteld, dit volgens de staatssecretaris niet tot inwilliging van de aanvraag kon leiden.
9. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris overwogen dat de identiteit van eiser 1 en eiseres 1 aannemelijk is gemaakt. Voor wat betreft de gestelde familieband is aan alle eisers het voordeel van de twijfel gegund. Van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM (hierna: gezinsleven) tussen referente en haar ouders is echter geen sprake. Het jongvolwassenenbeleid is niet van toepassing en daarom is een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie vereist, waarvan niet is gebleken. Ook tussen referente en haar broers en zussen is geen sprake van gezinsleven. Daarvoor zijn hechte persoonlijke banden vereist, die ontbreken. Voor gezinsleven met eiser 2, een meerderjarige broer, is een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie vereist, die ook niet aannemelijk is geworden. De belangenafweging valt uit in het nadeel van eisers. Hierbij heeft de staatssecretaris onder meer overwogen dat van bijzondere omstandigheden die tot een andere uitkomst moeten leiden niet is gebleken.

Beoordeling van de beroepsgronden

10. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om gezinshereniging op grond van artikel 8 van het EVRM aan de hand van de door eisers ingediende beroepsgronden.
Bestaat er gezinsleven tussen referente en haar ouders (eiser 1 en eiseres 1)?
Jongvolwassenenbeleid
11. Eisers voeren allereerst aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan het jongvolwassenenbeleid. Referente is 21 jaar. Anders dan de staatssecretaris heeft overwogen, is haar vertrek uit Eritrea wel degelijk aan te merken als een vluchtsituatie. Zij is gevlucht vanwege de oorlog. Van een vrijwillige scheiding van haar ouders was dus geen sprake. Het feit dat referente inmiddels noodgedwongen zelfstandig is geworden kan haar niet worden tegengeworpen. Dit geldt te meer nu zij al in een vroeg stadium om gezinshereniging heeft verzocht en het tijdverloop niet aan haar en/of eisers kan worden verweten. De staatssecretaris verlangt daarom ten onrechte dat sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen referente en haar ouders.
12. Het jongvolwassenenbeleid staat in onderdeel B7/3.8.1 van de Vc. [3] Dit beleid vormt een uitzondering op de hoofdregel dat voor het aannemen van gezinsleven tussen meerderjarigen een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie is vereist. Volgens het jongvolwassenenbeleid kan sprake zijn van gezinsleven tussen meerderjarigen, als het meerderjarige kind:
  • jongvolwassen is;
  • met de ouder(s) in gezinsband leeft;
  • niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
  • geen zelfstandig gezin heeft gevormd.
13. De staatssecretaris heeft er in het bestreden besluit op gewezen dat referente tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft verklaard dat zij er zelf voor gekozen heeft Eritrea te verlaten. Aan haar is een asielvergunning verleend vanwege de illegale uitreis. Haar verklaringen over de dienstplicht zijn niet geloofwaardig geacht. Nu eiseres dat niet heeft bestreden, heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het vertrek van referente uit Eritrea vrijwillige elementen bevat, zodat er geen sprake is van een vluchtsituatie. Verder is niet in geschil dat referente zelfstandig woont en - ook als haar ouders naar Nederland komen - zelfstandig wenst te blijven wonen, en dat zij eisers op afstand financieel ondersteunt. Daaruit vloeit voort dat referente inmiddels blijvend in haar eigen onderhoud is gaan voorzien en zodoende geen deel meer uitmaakt van het gezin van eisers. Dat referente door tijdverloop zelfstandig is geworden en zij geen andere keuze had, is op zichzelf juist, maar leidt niet tot een ander oordeel. Hierbij is van belang dat de IND volgens Werkinstructie 2020/16 beoordeelt of zich na binnenkomst van de ouder(s) of de jongvolwassene in Nederland omstandigheden hebben voorgedaan waardoor kan worden aangenomen dat van samenleving in gezinsverband niet langer sprake is. [4] De staatssecretaris heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat eiser 1 en eiseres 1 niet onder het jongvolwassenenbeleid vallen.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheid
14. Het voorgaande betekent dat er sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referente en haar ouders om te kunnen spreken van gezinsleven. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie van feitelijke aard is en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Bij de beoordeling of hiervan sprake is, kunnen de mate van financiële of materiële afhankelijkheid, emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst relevant zijn. [5]
15. Eisers voeren in dat verband aan dat sprake is van financiële afhankelijkheid tussen referente en haar ouders, waarbij referente haar ouders financieel ondersteunt. Verder is volgens hen sprake van emotionele afhankelijkheid, gelet op de lange scheiding tussen referente en haar ouders. Referente ondervindt daardoor ook medische problemen in de vorm van concentratieproblemen en stress. Dat referente niet samenwoont met haar ouders is inherent aan de vluchtsituatie.
16. De rechtbank is echter van oordeel dat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat tussen referente en haar ouders geen sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. De gestelde financiële afhankelijkheid is niet met documenten onderbouwd. Dat referente en haar ouders elkaar missen en, zeker na een langdurige scheiding, graag bij elkaar willen zijn, is begrijpelijk, maar leidt niet tot de conclusie dat sprake is van banden die de gebruikelijke banden tussen de ouders en hun meerderjarige kind overstijgen. Dat referente als gevolg van de scheiding van haar ouders gezondheidsproblemen ondervindt, is niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Bestaat er gezinsleven tussen referente en haar broers (eisers 2, 3 en 4) en zussen (eiseressen 2 en 3)?
17. Eisers voeren verder aan dat tussen referente en haar minderjarige broers (eisers 3 en 4) en zussen (eiseressen 2 en 3) sprake is gezinsleven, gelet op het bestaan van hechte persoonlijke banden. Tussen referente en haar meerderjarige broer (eiser 2) is eveneens sprake van gezinsleven, gelet op hun onderlinge, meer dan gebruikelijke afhankelijkheid.
[naam eiser 3], [naam eiser 4] en [naam eiseres 2](eisers 3 en 4 en eiseres 2)
18. Niet in geschil is dat voor het aannemen van gezinsleven tussen minderjarige kinderen enerzijds en een meerderjarige broer of zus anderzijds, hechte persoonlijke banden zijn vereist. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat van dergelijke banden in het geval van referente en haar minderjarige broers [naam eiser 3] en [naam eiser 4], en zus [naam eiseres 2], niet is gebleken. Eisers hebben er namelijk terecht op gewezen dat zij tot het vertrek van referente uit Eritrea altijd hebben samengewoond. De staatssecretaris heeft dat niet betwist. In dat verband is van belang dat volgens WI 2020/16 samenwoning een omstandigheid is die kan duiden op hechte persoonlijke banden. Uit het bestreden besluit blijkt echter niet dat de staatssecretaris daar gewicht aan heeft toegekend. Daarin is immers volstaan met de vaststelling dat van samenwoning sinds het vertrek van referente in 2016 geen sprake meer is. Dat betekent echter niet dat aan de samenwoning in de periode daarvoor in het geheel geen betekenis toekomt voor de vraag of desondanks sprake is van hechte persoonlijke banden. De conclusie van de staatssecretaris dat tussen referente en haar minderjarige broers (eiser 3 en 4) en zus (eiseres 2) geen gezinsleven bestaat, is daarom gebrekkig gemotiveerd.
[naam eiseres 3] (eiseres 3)
19. Wel heeft de staatssecretaris terecht opgemerkt dat referent en haar jongste zus nooit hebben samengewoond en dat zij elkaar zelfs nog nooit hebben gezien. De staatssecretaris stelt daarom terecht dat tussen hen geen sprake is van hechte persoonlijke banden, en daarmee evenmin van gezinsleven.
[naam eiser 2] (eiser 2)
20. Niet in geschil is dat voor het aannemen van gezinsleven tussen referente en haar meerderjarige broer [naam eiser 2], is vereist dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. In de beroepsgronden wordt in dat verband enkel verwezen naar wat is opgemerkt over de afhankelijkheidsrelatie tussen referente en haar ouders. Nu de rechtbank hiervoor onder 16 al heeft overwogen dat die relatie niet aan de maatstaf van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid voldoet, geldt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat ook tussen referente en haar meerderjarige broer geen sprake is van gezinsleven.
Heeft de staatssecretaris een juiste belangenafweging verricht?
21. Eisers stellen zich op het standpunt dat de staatssecretaris bij de belangenafweging ten onrechte veel gewicht heeft toegekend aan het ontbreken van gezinsleven tussen referente en eisers. Het ontbreken van een band met Nederland en het voorzienbare beroep van eisers op de openbare kas, is bovendien inherent aan de aanvraag om gezinshereniging. Er is verder onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de minderjarigen en met de bijzondere voorgeschiedenis van deze aanvraag. Daarnaast kan niet van referente verwacht worden dat zij, gezien haar jeugdige leeftijd en studie, aan het inkomensvereiste voldoet. De belangenafweging van de staatssecretaris geeft daarom geen blijk van een ‘fair balance’ tussen het belang van eisers en referente bij het uitoefenen van gezinsleven enerzijds en de belangen van de staat.
22. De staatssecretaris stelt daarentegen dat de belangenafweging terecht in het nadeel van eisers is uitgevallen. In het bestreden besluit is uitvoerig stilgestaan bij de bijzondere omstandigheden van deze zaak, waaronder de voorgeschiedenis van referente en het tijdsverloop. Volgens de staatssecretaris hebben eisers niet uitgelegd waarom de omstandigheden die bij de belangenafweging zijn betrokken, niet in hun nadeel mochten worden gewogen.
23. Bij de beoordeling van deze beroepsgrond stelt de rechtbank voorop dat, ook als de staatssecretaris vaststelt dat er geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, hij gehouden is een belangenafweging te maken waarbij alle relevante feiten en omstandigheden moeten worden betrokken. [6] Uit de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2020 volgt verder dat een aanvankelijk alleenstaande minderjarige referent, van wie een eerste mvv-aanvraag (nareis) onherroepelijk is afgewezen, een reguliere aanvraag om gezinshereniging kan indienen. [7] Daarbij moet de staatssecretaris bijzondere omstandigheden, zoals het meerderjarig worden van een referent na afwijzing van een eerste mvv-aanvraag in het kader van nareis, in deze reguliere gezinsherenigingsprocedure betrekken. Om ook anderszins geen afbreuk te doen aan het doel en nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn, [8] moet de staatssecretaris bij de beoordeling van zo'n reguliere aanvraag rekening houden met de voorgeschiedenis van die aanvankelijk alleenstaande minderjarige referent. Dit betekent dat hij in zijn belangenafweging in het bijzonder rekening houdt met de leeftijd en vluchtelingenstatus dan wel subsidiairebeschermingsstatus van die referent, de behandelduur van de eerste mvv-aanvraag en de redenen waarom die aanvraag niet gehonoreerd kon worden.
24. Zoals de rechtbank hiervoor onder 18 heeft overwogen, heeft de staatssecretaris niet deugdelijk gemotiveerd dat tussen referent en haar minderjarige broers en zus geen sprake is van gezinsleven. Het ontbreken van gezinsleven is in zoverre dan ook ten onrechte in het nadeel van deze eisers bij de belangenafweging betrokken. Ook de stelling van de staatssecretaris dat om die reden minder gewicht toekomt aan het feit dat sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Eritrea uit te oefenen, berust daarom op een motiveringsgebrek.
25. Verder is niet in geschil dat sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2020. Referente heeft immers een eerdere mvv-aanvraag ingediend en daarmee al in een vroeg stadium, toen zij nog minderjarig was, om nareis van eisers verzocht. Deze aanvraag is afgewezen omdat de familieband met referente niet aannemelijk is gemaakt en eisers door verschillende omstandigheden, waaronder de ter plaatse heersende veiligheidssituatie, niet in staat waren naar Ethiopië af te reizen voor DNA-onderzoek. Deze bijzondere omstandigheden zijn in het bestreden besluit wel gesignaleerd, maar daarbij is niet inzichtelijk gemaakt welk gewicht daaraan toekomt in het kader van de belangenafweging. De opmerking in het bestreden besluit dat sprake is van een reguliere mvv-aanvraag waarvoor andere (de rechtbank begrijpt: stringentere) voorwaarden gelden dan voor een nareisaanvraag, doet onvoldoende recht aan de verplichting van de staatssecretaris om deze bijzondere omstandigheden op kenbare wijze te betrekken bij de belangenafweging en deugdelijk te motiveren waarom deze, ondanks het bijzondere karakter, niet kunnen leiden tot een inwilliging van de aanvraag. Een dergelijke motivering ontbreekt. Dat klemt te meer omdat de rechtbank tegelijkertijd vaststelt dat de staatssecretaris bij het bestreden besluit eisers voor wat betreft de gestelde familieband het voordeel van de twijfel heeft gegund, op basis van (nagenoeg) dezelfde documenten als die welke reeds bij de eerste mvv-aanvraag door eisers waren overgelegd, te weten kopieën van geboorteakten. De keuze van de staatssecretaris om eisers thans wel, maar bij de eerdere aanvraag nog niet het voordeel van de twijfel te gunnen, is in het bestreden besluit niet toegelicht. Ter zitting heeft de staatssecretaris desgevraagd meegedeeld dat dit verband houdt met de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022 over het beoordelingskader in Eritrese nareiszaken. [9] Verder heeft de staatssecretaris ter zitting desgevraagd meegedeeld dat wanneer de gestelde gezinsband bij de eerste mvv-aanvraag was aangenomen, die aanvraag vermoedelijk zou zijn ingewilligd. Tot slot is in het bestreden besluit en ter zitting door de staatssecretaris erkend dat het tijdverloop sinds de eerste aanvraag, gedurende welke referente meerderjarig is geworden, niet geheel aan eisers en referente kan worden toegerekend. Tegen die achtergrond is niet begrijpelijk dat de staatssecretaris in het kader van de belangenafweging, de gevolgen van dat tijdsverloop, gelegen in het feit dat de inmiddels meerderjarig geworden referente een zekere mate van zelfstandigheid heeft bereikt, wel volledig voor rekening van eisers heeft laten komen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom aan de belangen van de staat, te weten het economisch belang en het belang bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid, meer gewicht toekomt dan aan het belang van eisers om gezinsleven met referente in Nederland uit te oefenen.

Conclusie en gevolgen

26. Het bestreden besluit is op meerdere onderdelen onzorgvuldig voorbereid en gebrekkig gemotiveerd. Dit is in strijd met de artikel en 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De staatssecretaris zal een nieuw besluit op het bezwaar van eisers moeten nemen en daarbij in acht moeten nemen wat in deze uitspraak is overwogen.
27. Omdat het beroep gegrond is krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Ook moet de staatssecretaris het betaalde griffierecht voor een bedrag van € 184 aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 184 aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Werkinstructie 2020/16, Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM, par. 3.4.
5.Zie ook onderdeel B7/3.8.1 Vc.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
8.Richtlijn 2003/86/EG.