ECLI:NL:RBDHA:2024:13011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.10449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor Turkse zelfstandige in bezwaar tegen afwijzing verblijfsvergunning

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een Turkse zelfstandige die bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor ‘arbeid als zelfstandige’. De minister heeft de aanvraag afgewezen op basis van het niet voldoen aan het mvv-vereiste en het ontbreken van bijzondere individuele omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aanscherping van het beleid voor Turkse zelfstandigen niet principieel kan worden beoordeeld in deze procedure, maar dat er wel een belangenafweging moet plaatsvinden. Hierbij komt het belang van de verzoeker, die niet kan worden uitgezet totdat op zijn bezwaar is beslist, zwaarder weg dan het belang van de verweerder om een restrictief beleid te handhaven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en verbiedt de uitzetting van de verzoeker totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Tevens wordt de verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de verzoeker.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.10449
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. B. Aydin),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. S. van der Steen-Jhinnoe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Verzoeker heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2001. Hij heeft op 22 januari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 8 februari 2024 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening, die ertoe strekt zijn uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist. Volgens verzoeker heeft zijn verzoek een spoedeisend belang omdat hij het bezwaar tegen het bestreden besluit niet in Nederland mag afwachten en de gevolgen van een uitzetting in zijn geval onomkeerbaar zijn. Indien eiser wordt uitgezet, kan hij zijn bedrijf niet langer voortzetten waardoor zijn belang bij het bezwaar en eventuele verdere procedures ook vervalt. Verzoeker stelt verder dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Hij voert in dit verband onder meer aan dat het gewijzigde mvv-beleid voor Turkse zelfstandigen, dat geldt voor aanvragen
van Turkse zelfstandigen vanaf 1 oktober 2022, een nieuwe beperking vormt die strijdig is met de standstill-bepaling van artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst EEG-Turkije. Verweerder heeft de aanvraag dan ook ten onrechte afgewezen op de grond dat verzoeker niet over een geldige mvv beschikt en geen bijzondere individuele omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan hij van het mvv-vereiste zou moeten worden vrijgesteld.
4. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een spoedeisend belang. Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. Volgens verweerder vormt het gewijzigde mvv-beleid voor Turkse zelfstandigen weliswaar een aanscherping van het beleid, maar is deze aanscherping gerechtvaardigd om dwingende redenen van algemeen belang. Er is daarom geen sprake van een nieuwe beperking in strijd met de standstill- bepaling. Omdat verzoeker ook in bezwaar geen bijzondere individuele omstandigheden naar voren heeft gebracht die aanleiding geven om van het mvv-vereiste af te zien, heeft het bezwaar gelet op het gewijzigde beleid geen redelijke kans van slagen.

Spoedeisend belang

5. De voorzieningenrechter volgt verweerder niet in zijn standpunt dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker op grond van het bestreden besluit het bezwaar niet in Nederland mag afwachten en dient terug te keren naar Turkije. Het feit dat verzoeker verwijderbaar is, brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter al mee dat sprake is van een spoedeisend belang.

Belangenafweging

6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure de vraag speelt of de aanscherping van het beleid voor Turkse zelfstandigen rechtmatig is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent voor een principiële uitspraak op dit punt. De voorzieningenrechter zal zich in dit geval daarom beperken tot een belangenafweging.
7. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van verweerder die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoeker als volgt af. Het belang van verzoeker is erin gelegen dat een eventuele uitzetting onomkeerbare rechtsgevolgen teweeg zou kunnen brengen, zoals het moeten staken van zijn werkzaamheden waardoor hij zijn bedrijf zal verliezen en het belang bij zijn bezwaar zal verliezen. Verweerders belang is er in gelegen dat hij een restrictief toegangsbeleid hanteert en niet wil dat er in Nederland wordt verbleven en arbeid wordt verricht zonder in het bezit te zijn van een verblijfstitel.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat meer gewicht toekomt aan het belang van verzoeker om de beslissing op het bezwaar in Nederland af te wachten. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 6 maart 20081 heeft geoordeeld dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste aan Turkse zelfstandigen zonder een inhoudelijke beoordeling of overigens aan het vereisten voor verlening van de gevraagde verblijfsvergunning wordt voldaan een nieuwe beperking vormt in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol. Dit is nog altijd de geldende lijn in de rechtspraak. De vraag hoe het gewijzigde beleid zich verhoudt tot deze rechtspraak en of dit beleid rechtmatig is, is nog niet beantwoord en kan in een bodemprocedure aan de orde komen. De voorzieningenrechter acht het belang van verzoeker om de uitkomst van het bezwaar af te wachten in dit licht zwaarwegender dan de belangen van verweerder bij de uitzetting van verzoeker.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het bezwaar is beslist.
9.1.
Omdat het verzoek wordt toegewezen moet verweerder het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarnaast veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder om verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 augustus 2024

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.