ECLI:NL:RBDHA:2024:13005
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake asielaanvraag en termijnoverschrijding door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Somalische nationaliteit, op 28 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. Na een periode van inactiviteit heeft eiser de minister op 24 april 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 20 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank constateert dat de beslistermijn van de minister is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank legt de minister een rechterlijke dwangsom op en bepaalt dat de minister uiterlijk op 23 november 2024 een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank wijkt af van het 8+8-wekenmodel, omdat dit zou leiden tot een overschrijding van de bovengrens van 21 maanden voor de beslissing op de aanvraag.
De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.