In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Iraakse nationaliteit, op 9 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft op 15 april 2024 een ingebrekestelling ontvangen van eiser, omdat er niet tijdig op zijn aanvraag was beslist. Eiser heeft vervolgens op 12 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de minister is verstreken op 9 februari 2024. Eiser heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.