Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2024 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, beiden uit [woonplaats]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een echtpaar en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn over de inhouding van een bedrag op hun bijstandsuitkering. Het college had besloten om vanaf 1 september 2022 maandelijks € 77,80 in te houden op de bijstandsuitkering van eisers om gezamenlijke schulden af te lossen. Eisers, die sinds 25 augustus 2011 een bijstandsuitkering ontvangen, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het aflosbedrag te hoog is vastgesteld en dat rekening gehouden moet worden met de gezondheidstoestand van eiser, die lijdt aan longkanker.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de inhouding van het aflosbedrag terecht heeft doorgevoerd. De rechtbank oordeelt dat de beslagvrije voet, die 95% van de bijstandsnorm bedraagt, van toepassing is op de gehele bijstandsuitkering van het echtpaar. Dit betekent dat het college bevoegd is om een aflosbedrag van 5% van de bijstandsuitkering in te houden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eerdere vaststellingen van lagere aflosbedragen op fouten berustten en dat het college niet verplicht is om deze fouten te herhalen. De rechtbank concludeert dat het college voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat de gevolgen van het bestreden besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die ermee gediend worden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard, waardoor de maandelijkse inhouding op de bijstandsuitkering in stand blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.