ECLI:NL:RBDHA:2024:12759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
09/201395-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van steekwond en poging doodslag, veroordeling voor poging zware mishandeling en bedreiging met gevangenisstraf en contactverbod

Op 14 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 12 augustus 2023 in Noordwijkerhout betrokken was bij een gewelddadig voorval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het toebrengen van een steekwond aan [naam 1] en van poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt. Wel werd bewezen dat de verdachte [naam 1] met een golfclub tegen het hoofd heeft geslagen, wat resulteerde in een oppervlakkige barstwond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet opzettelijk had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [naam 1] zou doden, en sprak hem vrij van de zwaardere aanklachten.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, bedreiging met een mes en vernieling van een ruit en een politieauto. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden op, met een vrijheidsbeperkende maatregel van 2 jaar, die een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor Noordwijkerhout omvatte. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de angst die de slachtoffers hadden ervaren, en het strafblad van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/201395-23
Datum uitspraak: 14 augustus 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1995 te [geboorteplaats] (Polen),
verblijfadres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] ,
locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 november 2023, 7 februari 2024, 19 april 2024, 24 juni 2024 (alle pro forma) en 31 juli 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. Berger en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S. de Goede naar voren is gebracht.
[naam 1] (hierna: [naam 1] ), vertegenwoordigd door mr. P.J.W. de Water, advocaat, en [naam 2] (hierna: [naam 2] ), vertegenwoordigd door mr. J. Faber, advocaat, hebben zich als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd en om schadevergoeding verzocht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] , opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het been, althans het lichaam heeft gestoken en/of met een golfclub, althans een hard en/of zwaar voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, althans in Nederland, aan [naam 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een open (vlees)wond aan het been, heeft toegebracht door die [naam 1] met een mes in het bovenbeen te steken
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het been, althans het lichaam heeft gestoken en/of met een golfclub, althans een hard en/of zwaar voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, althans in Nederland, [naam 2] en/of [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- die [naam 2] en/of van [naam 3] : dreigend de woorden toe te voegen "I kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een mes te tonen en/of in de richting van die [naam 2] en/of van [naam 3] te gooien
3
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, en/of Leiden, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
en/of
- een (politie)auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Eenheid Den Haag, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde, met dien verstande dat de verdachte partieel wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde onbruikbaar maken van de politieauto (zoals onder feit 3 ten laste is gelegd).
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de bedreiging van [naam 3] (hierna: Van [naam 3] ). Voor de woordelijke bedreiging van [naam 2] , ook onder feit 2 tenlastegelegd, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de verdachte wel moet worden vrijgesproken van het tonen van het mes dan wel het gooien van het mes, nu niet de redelijke vrees bij [naam 2] kon ontstaan dat hij het leven zou laten.
Met betrekking tot de onder 1 meer subsidiair en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2023248432, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 253).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 31 juli 2024, voor zover inhoudende:
U vraagt mij of ik op 12 augustus 2023 bij het feest ben geweest.
Ik ben daar geweest. Ik ben naar de auto gelopen om mijn golfclub te pakken. Ik begon met de golfclub te zwaaien. Het klopt dat ik met de golfclub ben gaan zwaaien. Ik heb de ruit ingeslagen. Ik heb iemand geraakt.
U bespreekt met mij de aangiften van [naam 2] en [naam 3] . U vraagt mij of ik ‘I kill you’ hebt gezegd.
Ik riep wat in het Engels. Ik kende het van de films. Ik kende de woorden. U vraagt aan mij of ik mij kan voorstellen dat het dreigend overkomt. Ik begrijp het en ik vind het erg spijtig dat het zo is gegaan. Ik had geen controle over deze situatie. Ik heb er heel veel spijt van.
U bespreekt met mij het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de politie over de vernieling van de politieauto. Ik kon het niet meer ophouden. Ik deed mijn onderbroek omlaag. Het klopt dat het ongeveer zo is gegaan zoals de politie het heeft beschreven en u mij voorhoudt.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 12 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 50-51):
Op 11 augustus 2023 omstreeks 21.30 uur, ging ik samen met mijn vrouw naar een feestje van mijn broer aan de [adres 2] in [plaats 2] .
Op 12 augustus 2023 omstreeks 00.10 uur, zag ik een voor mij een onbekende man 'het café' in lopen. Deze persoon had een langwerpig voorwerp bij zich. Dit leek in eerste instantie op een wandelstok.
In het steegje draaide de man zich om naar mij toe en keek hij mij in mijn ogen aan. Ik zag dat de man 'de wandelstok' vastpakte en deze boven zijn hoofd hield. Met een krachtige zwaaibeweging zag ik dat 'de wandelstok' in de richting van mijn gezicht kwam. Ik werd hard op mijn voorhoofd geraakt vlak boven mijn ogen. Ik voelde een hevige pijn aan mijn voorhoofd. In een splitseconde zag ik dat het niet om een wandelstok ging maar om een golfclub. Toen de persoon mij sloeg zag ik dat het om een golfclub ging en dat hij mij raakte met het slagstuk
Toen de persoon sloeg met de golfclub had hij ook een ruit geraakt. Deze was gebarsten.
3. Een geschrift, te weten: een letselbeschrijving van [naam 1] , opgemaakt op 29 november 2023 door K.E. Hondel, forensisch arts KNMG (p. 253):
Naar aanleiding van uw aanvraag medische informatie zijn gegevens ontvangen van: de heer [naam 1] , geboren 16-01-1979.
Er was een oppervlakkige barstwond tussen beide wenkbrauwen.
4. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 12 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 118-119):
Op 11 augustus 2023 had ik vanaf 20:30 uur thuis in de tuin van mijn woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] een verjaardagsfeestje.
Op 12 augustus omstreeks 00:05 uur zat er een ongenodigde gast aan de bar.
In het steegje ging de man ineens uit het niks door het dolle heen. Ik zag dat hij een golfstick bij zich had. Ik zag dat de man voluit stond te beuken op een ruit van de toegangsdeur naar de tuin. De man bleef maar als een wilde om zich heen slaan. De man sloeg zo vaak en zo hard dat de ruit van de deur barstte. Het was duidelijk dat de man opzettelijk mijn deur wilde vernielen.
Mijn broertje [naam 1] [naam 2] bleek ook achter mij aangelopen te zijn op het moment dat ik de man mijn tuin uit begeleidde. Van het ene op het andere moment zag ik dat [naam 1] ineens in gevecht was met de man. Voordat ik het wist was [naam 1] door de man met de golfclub op zijn voorhoofd geslagen.
Terwijl ik terugliep, draaide de man zich ineens om en kwam weer terug onze kant op. Later bleek dat mijn maat [naam 3] naast mij stond op dat moment. Vervolgens hoorde ik dat de man meerdere malen tegen mij schreeuwde: "I kill you motherfucker" of woorden van gelijke strekking. De man keek mij op dat moment recht in mijn ogen aan en er het was mij wel duidelijk dat de bedreiging naar mij gericht was. Het kwam echt heel bedreigend op mij over.
Ik schrok van deze uitspraken en was bang dat de man woord bij daad ging voegen. Vervolgens zag ik dat de man het mes op mij afgooide. Hij hield het mes met zijn rechterhand boven zijn hoofd en gooide het mes op mij af. Mijn maat Daan stond op dat moment schuin achter mij. Wij moesten op dat moment opzij springen.
5. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , opgemaakt op 13 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 123-124):
In het zijpad langs het huis begon de man ineens agressie te vertonen en bood weerstand. De man had kennelijk een golfclub bij zich. Ik zag dat hij in ieder geval 1x keer keihard tegen de ruit van de tuinpoort van [naam 2] aan sloeg waardoor de ruit kapot ging.
Ik was nog bezig om het glas uit mijn haar te halen en ineens zag ik dat [naam 1] op zijn hoofd bloedde.
Ik zag dat de man vervolgens wegliep, in de richting van de Viaductweg. Volgens mij liep hij achteruit en keek met zijn gezicht in onze richting. Ik hoorde dat die man naar ons aan het schreeuwen was. Het was mij echt wel duidelijk dat hij de confrontatie aan het zoeken was. Hij keek [naam 2] en mij op dat moment recht in het gezicht aan. Ik hoorde dat hij schreeuwde: "I kill you" of woorden van gelijke strekking. [naam 2] en ik stonden op dat moment voor het huis van [naam 2] . Ik voelde me bedreigd. Het leek een situatie waar je niet makkelijk meer uitkomt.
Vervolgens zag ik dat de man iets met kracht naar ons toegooide. [naam 2] stond op dat moment nog steeds schuin voor mij. Ik moest echt opzij springen om niet geraakt te worden. Op het moment dat het voorwerp naast ons lag, zagen wij dat er net een mes naar ons was gegooid.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 augustus 2023, voor zover inhoudende (p. 76-77):
Na de aanhouding hebben wij, verbalisanten, de man vervoerd van Noordwijkerhout naar het arrestantencomplex in Leiden. Ik, [verbalisant 1] , hoorde de man zeggen dat hij naar de wc moest. Vervolgens hoorde ik hem aftellen van 3 naar 0 en direct daarna rook ik een enorme stank. Ik hoorde mijn collega, die naast hem op de achterbank zeggen dat de verdachte in zijn broek aan het poepen was. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de man in zijn broek had gepoept. Ik zag dat hij met zijn geboeide handen de poep uit zijn onderbroek schepte en het aan mij probeerde te smeren. Nadat wij aangekomen waren op politiebureau Leiden-Midden zag ik dat de bank van het voertuig onder de poep zat waardoor wij het voertuig die dienst niet meer konden gebruiken.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak stekende bewegingen
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank in het dossier geen bewijs dat de verdachte met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [naam 1] . Vast is komen te staan dat de verdachte een mes heeft gepakt en dat hij dat mes met geheven hand in de lucht heeft gehouden. Vervolgens heeft de verdachte zich omgedraaid en bewoog zich weg van de woning, kennelijk in een poging weg te rennen. Het mes had hij daarbij in zijn rechterhand, langs zijn lichaam. Op dat moment heeft [naam 1] de verdachte van achteren benaderd en naar de grond gewerkt, waarop een korte worsteling tussen [naam 1] en de verdachte is gevolgd. [naam 1] had nadien een snijwond in zijn rechter bovenbeen. Dit alles is vastgelegd op camerabeelden, die ter terechtzitting zijn vertoond. Het kan daarmee niet anders dan dat het letsel aan het been van [naam 1] door het mes van de verdachte is ontstaan. Echter valt het moment waarop dat is gebeurd niet waar te nemen, terwijl ook de aanwezige getuigen daar niet over hebben verklaard. Dat betekent dat de rechtbank niet kan uitsluiten dat het letsel is ontstaan tijdens de val van de verdachte en/of de worsteling tussen [naam 1] en de verdachte, zonder dat de verdachte daarbij een of meer stekende bewegingen in de richting van [naam 1] heeft gemaakt. De rechtbank kan aldus niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk de hem tenlastegelegde stekende bewegingen heeft gemaakt. Om die reden moet de verdachte worden vrijgesproken van het toebrengen van de steekwond, zoals ten laste gelegd in het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiaire feit.
Poging tot doodslag
De rechtbank is op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen van oordeel dat wel is komen vast te staan dat de verdachte op 12 augustus 2023 [naam 1] met een golfclub tegen het hoofd heeft geslagen. De verdachte heeft hierdoor een oppervlakkige barstwond in het gezicht van [naam 1] veroorzaakt. De vraag is vervolgens of de verdachte met die geweldshandelingen heeft geprobeerd [naam 1] te doden (onder 1 primair) en/of hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (onder 1 subsidiair) dan wel dat heeft geprobeerd (onder 1 meer subsidiair).
De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte erop uit was om [naam 1] te doden, in de zin dat hij daar ‘vol’ opzet op had. De rechtbank komt daarom toe aan de vraag of de verdachte opzet op zijn dood heeft gehad in voorwaardelijke zin.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo'n kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij die kans bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Naar algemene ervaringsregels kan het uitoefenen van geweld tegen het hoofd, zoals het daarop slaan met een voorwerp, leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat schedel- en hersenletsel een dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Niet ieder geweld tegen het hoofd levert echter zodanig letsel op. Of in een concreet geval sprake is van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zodanig letsel, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij spelen de kracht waarmee en de wijze waarop geweld is uitgeoefend een belangrijke rol.
In dit geval heeft de verdachte [naam 1] met een golfclub tegen het hoofd geslagen. Wat de grootte, het gewicht en het materiaal van de golfclub zijn volgt niet uit het dossier. Het door [naam 1] opgelopen letsel bestaat uit een oppervlakkige barstwond op zijn voorhoofd. Daaruit kan weliswaar worden afgeleid dat de verdachte hem met enige kracht heeft geslagen, maar niet dat de kracht dusdanig was dat die een aanmerkelijke kans op de dood met zich bracht. Daarbij is ook van belang dat de rechtbank onvoldoende kan vaststellen op welke manier de verdachte sloeg toen hij [naam 1] heeft geraakt. Wel staat vast dat [naam 1] op zijn voorhoofd is geraakt, en daarmee niet op een van de meer kwetsbare gedeelten van het hoofd. Al met al is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat er een aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop van de klap aanwezig was. De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Zware mishandeling
Nu niet bewezen is dat de verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [naam 1] , wordt de verdachte ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit vrijgesproken.
Poging tot zware mishandeling
Wel kan de rechtbank vaststellen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [naam 1] door de slag met de golfclub zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Hoewel niet de meest kwetsbare delen van het hoofd zijn geraakt, is het voorhoofd naar algemene ervaringsregels wel zo kwetsbaar, dat een slag met een golfclub al gauw kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Ook de verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest. Door [naam 1] toch te slaan, heeft de verdachte de kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen, met dien verstande dat de verdachte van het toebrengen van het steekletsel partieel moet worden vrijgesproken.
Bedreiging
Uit de aangiften van [naam 2] en Van [naam 3] en de verklaring de verdachte zelf blijkt dat de verdachte al schreeuwend “I kill you” heeft geroepen. Uit die twee aangiften volgt bovendien dat hij vervolgens met het mes in hun richting heeft gegooid. Deze situatie is zeer bedreigend geweest. Gelet op al deze omstandigheden kon bij hen dan ook de gegronde vrees bestaan voor hun leven of zware mishandeling. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte [naam 2] en Van [naam 3] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
Vernieling
Voorts acht de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een ruit heeft vernield door die ruit kapot te slaan met een golfclub en de politieauto onbruikbaar heeft gemaakt door de bank te besmeuren met ontlasting.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, kwalificeert de rechtbank het met ontlasting besmeuren van de achterbank van de auto wel als het onbruikbaar maken van het voertuig. Daardoor kon dat voertuig immers tijdelijk niet door de politie worden gebruikt.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 meer subsidiair, onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 12 augustus 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
, hemmet een golfclub tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 12 augustus 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, [naam 2] en [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door:
- die [naam 2] en
Van [naam 3] dreigend de woorden toe te voegen "I kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- een mes te tonen en in de richting van die [naam 2] en van [naam 3] te gooien;
3
hij op 12 augustus 2023 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, en Leiden, opzettelijk en wederrechtelijk
- een ruit, die geheel of ten dele aan [naam 2] , toebehoorde
heeft vernield
en
- een politieauto, die geheel aan Politie Eenheid Den Haag, toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit en daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met [naam 1] , [naam 2] en Van [naam 3] en een locatieverbod voor de plaats Noordwijkerhout en het gebied tussen de straten Duinweg, Northgodreef, Duinwetering en Van Panhuysstraat in Noordwijk.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is bereid om zijn alcoholproblemen aan te pakken en heeft ondanks hardnekkige problemen in een korte tijd een leven opgebouwd in Nederland. De raadsman heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, met dien verstande dat het locatieverbod niet ziet op de gehele plaats Noordwijk, maar op de door de officier van justitie aangehaalde straten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, bedreigingen en meerdere vernielingen. De verdachte is midden in de nacht onuitgenodigd naar het feest van [naam 2] gegaan, terwijl hij een golfclub en een mes bij zich had. Zonder enige merkbare terughoudendheid heeft de verdachte daar een onveilige situatie gecreëerd door de golfclub en het mes in de lucht te houden. De verdachte heeft met die golfclub [naam 1] zijn voorhoofd geraakt en een ruit vernield. Hoewel niet is vast komen te staan dat de verdachte met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt, neemt de rechtbank wel in de strafoplegging mee dat de verdachte een gevaarlijke en bedreigende situatie met het mes heeft gecreëerd, door dit mes te tonen. Bovendien heeft [naam 1] een steekwond opgelopen tijdens het incident. Vervolgens heeft de verdachte met het mes in de richting van [naam 2] en Van [naam 3] gegooid en dreigend de woorden “I kill you” uitgeschreeuwd. Uit de invoelbare slachtofferverklaringen van [naam 1] en [naam 2] blijkt duidelijk dat deze gebeurtenissen niet alleen voor hen, maar ook voor de omstanders, waaronder ook minderjarigen, een zeer angstaanjagende en traumatische ervaring hebben gevormd waar zij nog elke dag de gevolgen van ondervinden.. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte na zijn aanhouding de politieauto besmeurd met zijn ontlasting. Dit is een hinderlijk feit waarmee de verdachte overlast voor de politie heeft veroorzaakt. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 maart 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, waaronder voor bedreiging en vernieling.
Persoon van de verdachte
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van 28 december 2023 en 18 juli 2024. Bij de verdachte is sprake van een delictpatroon nu de verdachte sinds 2016 zich aan ten minste acht strafbare feiten schuldig heeft gemaakt onder invloed van alcohol. De verdachte is zich hiervan bewust en geeft aan gemotiveerd te zijn om een op zijn alcoholgebruik gerichte behandeling te volgen. De reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen binnen een deels voorwaardelijk strafdeel.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Hierin geldt als uitgangspunt voor het toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met een wapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. De rechtbank weegt mee dat het in dit geval is gebleven bij een poging daartoe. Voor bedreiging met een steekwapen geldt als uitgangspunt een taakstraf van 60 uur. Ook neemt de rechtbank bij de strafoplegging mee dat de verdachte zich al eerder schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen en vernielingen.
Nu de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de duur van het reeds ondergane voorarrest geen ruimte laten voor een substantieel voorwaardelijk strafdeel, biedt de afdoening in onderhavige zaak geen handvat om aan de oplossing van de alcoholproblematiek van de verdachte bij te dragen. De rechtbank wil verdachte ervan doordringen dat zijn alcoholgebruik leidt tot gedrag dat de samenleving niet accepteert en drukt hem op het hart om de door hem ter terechtzitting geuite motivatie om zijn alcoholproblematiek aan te pakken in de praktijk te brengen.
Alles afwegende zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 8 maanden.
De rechtbank komt daarmee tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist, mede gelet op het feit dat de rechtbank de poging tot doodslag niet bewezen heeft geacht.
Voorlopige hechtenis
De tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt op deze straf in mindering gebracht. Vooruitlopend op dit vonnis heeft de rechtbank op 31 juli 2024 het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte al opgeheven (apart geminuteerd).
Vrijheidsbeperkende maatregel 38v Sr
De strafbare gedragingen zoals bewezen verklaard onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 waren gericht op [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . De rechtbank ziet ter beveiliging van hen en ter voorkoming van (vergelijkbare) strafbare feiten aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen voor de duur van 2 jaren, inhoudende een contactverbod met voornoemde personen en een verbod om zich te beven in de plaats Noordwijkerhout en in het gebied begrensd door de straten Duinweg, Northgodreef, Duinwetering en Van Panhuysstraat in Noordwijk. De verdachte heeft ter zitting verklaard zich hieraan te zullen houden. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van één week, met een maximum van 6 maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal de maatregel van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu er - gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangevers.

7.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De ingediende vorderingen
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 10.532,67, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 532,67 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.619,20, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 1.691,20 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen, nu deze voldoende is onderbouwd. De immateriële schade dient fors te worden gematigd.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [naam 2] primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu een rechtstreeks verband met de ten laste gelegde feiten ontbreekt. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de vordering te matigen tot een bedrag van € 500,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[naam 1]
De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen of de gevorderde materiële schade ziet op ziektekosten die in het kader van de opgelopen oppervlakkige barstwond zijn gemaakt of op die welke voortvloeien uit de steekwond. Gelet op het verschil in ernst van de verwondingen, gaat de rechtbank uit van kosten in verband met de steekwond. Nu de verdachte van het toebrengen van de steekwond zal worden vrijgesproken, kan deze opgevoerde schade niet worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij zich erg angstig heeft gevoeld en nog steeds voelt. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid, en in aanmerking nemende de vrijspraak voor het toebrengen van de steekwond, vaststellen op een bedrag van € 500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het resterende deel van de vordering tot vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 12 augustus 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .
[naam 2]
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de geleden immateriële schade vaststellen op een bedrag van € 500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 12 augustus 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 38v, 38w, 45, 57, 60a, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van 8
(ACHT) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
vrijheidsbeperkende maatregel 38v Sr
legt voorts op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
2 (TWEE) JAREN:
contactverbod
- op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met:
 [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1979;
 [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 1977;
 [naam 3] , geboren op [geboortedag 4] 1987;
locatieverbod
- zich niet zal ophouden in de plaats Noordwijkerhout en in het gebied begrensd door de straten Duinweg, Northgodreef, Duinwetering en Van Panhuysstraat in Noordwijk;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (ÉÉN) WEEKvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van
6 (ZES) MAANDEN. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
de vordering van de benadeelde partij van [naam 1] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] . Dit bedrag ziet op de immateriële schade;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat de benadeelde partij wat betreft de overige gevorderde immateriële schade en wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij van [naam 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2] . Dit bedrag ziet op de immateriële schade;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat de benadeelde partij wat betreft de overige gevorderde immateriële schade en wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
voorlopige hechtenis
stelt vast dat bij beslissing van deze rechtbank van 31 juli 2024 is bepaald dat de voorlopige hechtenis is opgeheven (apart geminuteerd).
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J. van de Griend, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. M.H.J. Doornink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor en mr. M.N.D. Snel, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 augustus 2024.