ECLI:NL:RBDHA:2024:12741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 6013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in verband met intrekking positief advies betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker beoordeeld. Verzoeker, die tolkwerkzaamheden voor de Nationale Politie verrichtte, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van een eerder positief advies dat was gegeven na een betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek (BGO). De brief van 12 juni 2024, waarin het positieve advies werd ingetrokken, leidde ertoe dat verzoeker geen tolkwerkzaamheden meer kon uitvoeren voor de politie. De voorzieningenrechter oordeelt dat de brief van 12 juni 2024 niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt, en dat de brief van 4 juli 2024, waarin werd meegedeeld dat het bezwaar niet verder in behandeling wordt genomen, ook niet als een beslissing op bezwaar kan worden gezien. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond. De voorzieningenrechter laat het karakter van de brieven in het midden en concludeert dat er geen evidente onrechtmatigheid is. De behandeling van het beroep zal door de rechtbank worden voortgezet.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6013
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 augustus 2024 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. F. van Hal),
tegen

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. C. de Rond en mr. W.J. Poot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Bij brief van 12 juni 2024 heeft verweerder het positief advies van 12 april 2022,
dat is gegeven naar aanleiding van het omtrent verzoeker ingestelde betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek (BGO) ingetrokken.
Verzoeker heeft op 17 juni bezwaar gemaakt tegen deze brief.
1.2.
Bij brief van 4 juli 2024 heeft verweerder de brief van 12 juni 2024 ingetrokken en
meegedeeld dat dit betekent dat het bezwaar niet verder in behandeling wordt genomen.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben op 30 juli 2024 een nadere reactie ingediend.
1.4.
Verzoeker heeft op 30 juli 2024 beroep ingesteld tegen de brief van 4 juli 2024
(SGR 24/6511).
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigden van verweerder, die zijn vergezeld van [naam].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Aan verzoeker is een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB), nadat op 12 april 2022 een positief advies was gegeven na een BGO.
Met de brief van 12 juni 2024 is het positief advies ingetrokken. Na dit advies is bekend geworden dat bij het BGO informatie, die van belang kan zijn voor het al dan niet verstrekken van een positief advies, niet is meegewogen. Vermeld is dat verzoeker daardoor op dit moment geen tolkwerkzaamheden voor de Nationale Politie kan uitvoeren. Overige tolkwerkzaamheden voor andere opdrachtgevers kan hij blijven uitvoeren. De afdeling screening van VIK zal zo spoedig mogelijk een nieuw betrouwbaarheidsonderzoek (BO) instellen.
Op 10 juni 2024 zijn aan verzoeker formulieren ten behoeve van het herhaalonderzoek toegezonden.
2.2.
Bij brief van 4 juli 2024 is de brief van 12 juni 2024 ingetrokken, omdat die brief
ten onrechte doet voorkomen alsof het een besluit [1] is. Tegen het intrekken van een advies, dat geen besluit is, staat geen bezwaar of beroep open. Verzoeker is geen ambtenaar in dienst van de politie. Verzoeker verrichtte krachtens overeenkomst tolkwerkzaamheden voor de politie. Dit betekent dat de politie hier optreedt als een civielrechtelijk rechtspersoon, dus niet bestuursrechtelijk. Het bezwaar wordt niet verder in behandeling genomen. Verzoeker dient de hem toegezonden formulieren voor het herhaalonderzoek ingevuld te retourneren, zodat kan worden beoordeeld of er geen bezwaar bestaat dat verzoeker krachtens overeenkomst werkzaamheden voor de politie verricht. Gezien de ernst en de aard van de verkregen informatie, die op dit moment niet kan worden verstrekt, is het niet gewenst dat verzoeker (tolk)werkzaamheden verricht voor de politie.
2.3.
Verweerder heeft op 30 juli 2024 meegedeeld dat de brief van
4 juli 2024 een beslissing op bezwaar is.
2.4.
Verzoeker heeft bij brief van 30 juli 2024 meegedeeld dat de brief van 12 juni 2024 een besluit is, dat op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb het bezwaar mede gericht is tegen de brief van 4 juli 2024 en dat de brief van 4 juli 2024 niet kan worden gezien als een beslissing op bezwaar. Verzoeker heeft, voor zover de brief van 4 juli 2024 wel kan worden gezien als een beslissing op bezwaar, daartegen beroep ingesteld.
2.5.
In geschil is of de (ingetrokken) brief van 12 juni 2024 een besluit is in de zin van de Awb en ook of de brief van 4 juli 2024, nu daarin is vermeld dat het bezwaar tegen de brief van 12 juni 2024 niet verder in behandeling wordt genomen, is aan te merken als een beslissing op bewaar.
Standpunten van partijen
3.1.
Verzoeker heeft gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft, omdat de brief van
12 juni 2024 direct tot gevolg heeft dat hij geen tolkwerkzaamheden bij de Nationale Politie meer kan verrichten. Hij stelt dat deze informatie ook is verstrekt is aan (zijn) andere opdrachtgevers, zoals de Koninklijke Marechaussee, de IND, het ministerie van sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Nederlandse Arbeidsinspectie en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Hierdoor heeft hij nagenoeg geen inkomsten meer en verkeert hij financieel in zwaar weer.
Verzoeker stelt dat met de brief van 12 juni 2024 sprake is van een intrekking van een begunstigende beschikking. Voorts stelt hij dat artikel 48u, tweede lid, van de Politiewet 2012 (Pw) [2] hier van toepassing is.
3.2.
Verweerder heeft het spoedeisend belang van verzoeker betwist. Verweerder heeft gesteld dat verzoeker niet heeft onderbouwd dat sprake is van een financiële noodsituatie. Hij heeft in 2023 140 uur (gemiddeld nog geen drie uur per week) aan tolkwerkzaamheden besteed en in 2024 19,4 uur. De brief van 12 juni 2024 is niet gedeeld met de door verzoeker genoemde opdrachtgevers. [3]
Verweerder heeft inhoudelijk uitgebreid verweer gevoerd en zich op het standpunt gesteld dat artikel 48u, tweede lid, van de Pw niet van toepassing is.
Overwegingen
4. De voorzieningenrechter overweegt dat eerst het spoedeisend belang van verzoeker moet worden beoordeeld.
4.1.
Verzoeker heeft op 30 juli 2024 stukken ingediend ter onderbouwing van zijn spoedeisend belang. In de verklaring van Thebigword van 30 juli 2024 is vermeld dat verzoeker in de periode april 2022 tot en met 10 juni 2024 tolkdiensten heeft uitgevoerd ten behoeve van het contract met de Nationale Politie, Regio Noord. Regio Zuid valt buiten dit contract. In de verklaring van Thebigword van 25 juli 2024 is vermeld dat verzoeker in de periode 2022 tot april 2024 in totaal ruim 1502 uren aan tolkdiensten voor Thebigword heeft verricht. Voorts is er groot aantal stukken waarvan verzoeker stelt dat dit gewerkte uren betreft voor GlobalTalk en er is een jaaroverzicht 2023 van GlobalTalk.
4.2.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de door verweerder genoemde uren volgen uit de interne registratie tolken bij de politie, een landelijk systeem, en dat zag alleen op de uren via Thebigworld. Bovendien verleent the Thebigword niet alleen diensten aan de politie, maar ook aan bijvoorbeeld de IND. Daarmee is de verklaring van 25 juli 2024 niet duidelijk. Nu pas wordt duidelijk dat verzoeker via GlobalTalk een aantal uren heeft verricht en daarmee wordt het aantal uren in 2023 in totaal 189,3 en in 2024 24,5 uur. Verweerder kan de door verzoeker gestelde uren niet matchen met het registratiesysteem.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker geen stukken heeft ingediend waarmee het grote verschil aan uren via Thebigword kan worden verklaard. Uit de verklaring van Thebigword van 25 juli 2024 blijkt niet dat alle 1502 uren tolkdiensten waren voor de politie. De stukken die te maken zouden hebben met gewerkte uren via GlobalTalks zijn niet inzichtelijk. Daarin zijn geen details vermeld die te herleiden zijn naar verzoeker.
Van een acute financiële noodsituatie, die door het treffen van een voorlopige voorziening zou kunnen worden opgeheven, is niet gebleken. Verzoeker heeft geen informatie over al zijn inkomsten, uitgaven en vermogen verstrekt. Ook weigert verzoeker vooralsnog de vragen op de formulieren ten behoeve van het herhaalonderzoek te beantwoorden. Er is geen sprake van spoedeisend belang. Daarom bestaat geen aanleiding voor kortsluiting. [4]
5. Bij het ontbreken van spoedeisend belang kan alleen een voorlopige voorziening worden getroffen als een besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het bestreden besluit uiteindelijk in stand zal blijven.
De voorzieningenrechter laat in het midden of de brief van 12 juni 2024 een besluit is in de zin van de Awb en of de brief van 4 juli 2024 is aan te merken als een beslissing op bewaar. Het gegeven dat partijen het karakter en de inhoud van deze brieven uitvoerig betwisten, maakt reeds dat geen sprake is van evidente onrechtmatigheid zoals hiervoor bedoeld.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
De behandeling van het beroep zal door de rechtbank worden voortgezet.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 augustus 2024.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open

Voetnoten

1.In de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Met de Wet van 14 oktober 2020 (Stb. 2020, 412) is onder meer de Politiewet 2012 gewijzigd terzake de screening van ambtenaren van politie en politie-externen en is § 3.5.4. ingevoegd. Dit is in werking getreden op 1 januari 2023
3.Zie verweerschrift punt 4.13 over de uren en punt 4.23 over verstrekken van informatie
4.Artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 11 september 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2208)