Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van eiser, die de Tunesische nationaliteit heeft. Eiser had beroep ingesteld tegen twee besluiten van de minister van Asiel en Migratie, waarbij hem op 30 juli 2024 en 2 augustus 2024 de maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen op zitting behandeld op 7 augustus 2024, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. W.A.E.M. Amesz, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring op 30 juli 2024 rechtmatig was, ondanks de opheffing van de maatregel op 31 juli 2024. Eiser had aangevoerd dat hij onrechtmatig was behandeld tijdens zijn detentie, maar de rechtbank concludeerde dat deze argumenten niet relevant waren voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank stelde vast dat er voldoende zicht was op uitzetting naar Tunesië en dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren onderbouwd. Eiser had ook geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf kunnen aantonen.
De rechtbank wees de verzoeken om schadevergoeding af, omdat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat er geen lichter middel beschikbaar was om het onttrekkingsrisico te ondervangen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd aangegeven dat tegen deze uitspraak hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.