In deze zaak hebben eisers, beiden van Oekraïense nationaliteit, op 9 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een beroep van eisers op 1 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn op 9 februari 2024 is verstreken en dat eisers de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en legt de staatssecretaris een rechterlijke dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50. De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen, waarbij bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot een andere termijn. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, en openbaar gemaakt op 13 augustus 2024.