Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking in het kader van het op 17 juni 2024 ingekomen verzoek van:
[de man] ,
[de moeder] ,
Procedure
Verzoek en verweer
primair: met toepassing van artikel 13 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering (hierna: de Uitvoeringswet), de onmiddellijke terugkeer van na te melden minderjarige kinderen te gelasten op grond van artikel 12 lid 1 van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag), zo nodig met behulp van de sterke arm, althans de terugkeer van de kinderen vóór een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum te gelasten, waarbij de moeder de kinderen met de benodigde geldige reisdocumenten dient af te geven aan de vader die mede het gezag heeft, zodat hij de kinderen zelf mee terug kan nemen naar Polen;
- ex artikel 13, lid 4, van de Uitvoeringswet een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet te belasten met de voorlopige voogdij over de kinderen teneinde een onmiddellijke terugkeer van de kinderen te bewerkstelligen en tot het moment dat de beslissing tot teruggeleiding ten uitvoer zal zijn gelegd;
- de moeder ingevolge artikel 13, lid 5, van de Uitvoeringswet te veroordelen tot betaling aan de vader van de door hem in verband met de ontvoering en teruggeleiding van de kinderen gemaakte kosten, zoals de eigen bijdrage advocaatkosten, rechtbankkosten en retourtickets voor de vlucht naar Nederland.
Feiten
- Partijen zijn op [geboorteplaats] 2010 te [plaats] met elkaar gehuwd.
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- In 2020 zijn de ouders feitelijk uit elkaar gegaan.
- De moeder heeft in Polen een verzoek tot echtscheiding ingediend. De Poolse rechtbank heeft besloten de echtscheidings- en gezagsprocedure aan te houden in afwachting van het verloop van deze teruggeleidingsprocedure.
- De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
- De vader heeft recht op contact met de kinderen als gevolg van de beschikking van de Arrondissementsrechtbank in Krakau, Polen, van 23 oktober 2020.
- Op of omstreeks 8 augustus 2022 heeft de moeder met de kinderen Polen verlaten en is met de kinderen naar Nederland vertrokken.
- De vader heeft op vervolgens op 9 oktober 2022 een verzoek tot teruggeleiding van de kinderen naar Polen ingediend bij deze rechtbank.
- Deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 december 2022 de teruggeleiding van de kinderen naar Polen afgewezen, omdat de rechtbank heeft aangenomen dat de kinderen zich daartegen verzetten.
- Het Gerechtshof Den Haag heeft bij beschikking van 9 februari 2023 de beschikking van deze rechtbank van 12 december 2022 vernietigd en de teruggeleiding van de kinderen naar Polen gelast uiterlijk op 27 februari 2023.
- De moeder is nadien met de kinderen teruggekeerd naar Polen maar op enig moment weer teruggekeerd naar Nederland.
- De vader heeft in augustus 2023 de moeder te kennen gegeven een teruggeleidingsprocedure te zullen starten, maar heeft deze niet doorgezet, omdat de moeder op enig moment naar Polen zou zijn teruggekeerd. Op 7 november 2023 heeft de vader voor de tweede keer een verzoekschrift tot teruggeleiding van de kinderen naar Polen ingediend bij deze rechtbank. De vader heeft deze procedure op 9 november 2023 ingetrokken, omdat de moeder naar Polen zou zijn teruggekeerd.
- De moeder heeft de kinderen begin 2024 wederom overgebracht naar Nederland.
- Bij beschikking van de Districtsrechtbank voor Krakau van 18 maart 2024 is de moeder veroordeeld tot betaling aan de vader van een bedrag van vijfhonderd złoty voor elke schending van vaders recht om contact te onderhouden met de kinderen.
- De vader heeft de Poolse nationaliteit. De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit. De kinderen hebben blijkens de Basisregistratie Personen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.
- De vader heeft zich viermaal gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA). De zaak is laatstelijk bij de CA geregistreerd onder IKO nr. 240040.