ECLI:NL:RBDHA:2024:12585
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om overbrenging naar Nederland van een Afghaanse eiser die voor de Nederlandse krijgsmacht heeft gewerkt
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2024, in de zaak met nummer SGR 23/2750, heeft de rechtbank het beroep van een Afghaanse eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland beoordeeld. De eiser had verzocht om overbrenging, maar de minister van Buitenlandse Zaken had dit verzoek afgewezen, omdat de eiser niet behoort tot de groepen waarvoor een speciale voorziening is getroffen in de Kamerbrief van 11 oktober 2021. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet vóór deze datum een verzoek om overbrenging had ingediend, wat cruciaal was voor zijn aanvraag. Het beroep van de eiser op het gelijkheidsbeginsel werd niet gehonoreerd, en hoewel het beroep gegrond werd verklaard, bleven de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. De rechtbank benadrukte dat de eiser niet onder de afgebakende groep valt die in de Kamerbrief is genoemd, en dat de minister niet verplicht was om de aanvraag van de eiser te toetsen aan de overige criteria van de speciale voorziening. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de omstandigheden in Afghanistan, hoewel zorgwekkend, niet konden leiden tot een andere beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft de proceskosten van de eiser toegewezen, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit blijven in stand.