Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen
Beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit
Eiser kan daarom niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag worden aangemerkt, en hij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer in Libanon risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Maar met de onder 6.1 en 6.2 genoemde argumenten heeft verweerder naar oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat eiser in de toekomst geen vervolging of ernstige schade te vrezen heeft als gevolg van het incident in de haven.
In het zogenoemde ‘traumatabeleid’, dat is opgenomen in paragraaf C2/3.3 van de Vc, is – voor zover relevant – vermeld:
”
“(…) een vreemdeling, die in het verleden is geconfronteerd met traumatische gebeurtenissen in zijn directe omgeving en zich op grond van de psychologische problematiek als gevolg van de wandaden in een positie bevindt dat hij niet terug kan keren naar zijn land van herkomst (…)”. Zonder de mishandeling waarvan eiser slachtoffer is geworden te willen bagatelliseren, constateert de rechtbank dat eiser niet heeft gesteld, noch heeft onderbouwd dat hij psychologische klachten heeft overgehouden aan deze mishandeling. Uit de verklaringen van eiser in het nader gehoor en ter zitting maakt de rechtbank weliswaar op dat eiser zich erge zorgen maakt over zijn gezin, maar niet dat hij kampt met psychologische klachten. Daarom heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser al daarom niet onder het traumatabeleid valt. Wat eiser verder in dit kader heeft aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking. Deze beroepsgrond slaagt niet.