ECLI:NL:RBDHA:2024:12502

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.21656
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en ontvankelijkheid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting hebben aangevraagd en het onderzoek daarom zonder zitting heeft gesloten. Eiseres heeft betoogd dat de beslistermijn niet geldig is verlengd door het besluit WBV 2023/3, dat sinds 27 januari 2023 van kracht is en de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden verlengt. Eiseres stelt dat zij niet prematuur in gebreke is gesteld en verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en verweerder te verplichten alsnog een besluit te nemen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiseres, die op 6 mei 2024 is ingediend, te vroeg was. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 16 februari 2024, waarin is vastgesteld dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie die de verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde. Aangezien de asielaanvraag van eiseres op 1 november 2023 is ingediend, valt deze onder de WBV 2023/3, wat betekent dat de beslistermijn is verlengd tot uiterlijk 1 februari 2025. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van J.B. Thépass, griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21656

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: I.J.M. Oomen)
en

de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), verweerder

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1] 3. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
4.
Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht. [3] Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. Eiseres betwist dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres vindt daarom dat verweerder met de WBV 2023/3 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
5. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze zittingsplaats van 16 februari 2024. [4] Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres heeft op 1 november 2023 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiseres valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in haar zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 1 februari 2025 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 6 mei 2024 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka rechter, in aanwezigheid van J.B. Thépass griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3.Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.