ECLI:NL:RBDHA:2024:12489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
23/4566
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van aanvraag om afgifte van een Nederlands paspoort voor minderjarige dochter wegens gebrek aan eenhoofdig gezag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag om een Nederlands paspoort voor haar minderjarige dochter beoordeeld. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen omdat niet is aangetoond dat eiseres eenhoofdig gezag heeft over haar dochter. Eiseres, die in Marokko woont, heeft op 23 november 2022 een aanvraag ingediend, maar de minister heeft deze niet in behandeling genomen, met als reden dat de aanvraag incompleet was. Eiseres betoogt dat zij vervangende toestemming heeft verkregen van een Marokkaanse rechter, maar de rechtbank oordeelt dat uit de overgelegde uitspraken niet blijkt dat zij eenhoofdig gezag heeft. De rechtbank stelt vast dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat de Marokkaanse rechter niet duidelijk toestemming heeft gegeven voor het aanvragen van een Nederlands paspoort. De rechtbank concludeert dat de minister terecht de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4566

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (Marokko), eiseres,

als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter
[minderjarige],
(gemachtigde: mr. A. el Kadi),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.Th. van Maurik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag om afgifte van een Nederlands paspoort voor haar minderjarige dochter.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 20 februari 2023 niet in behandeling genomen. Met het bestreden besluit van 30 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde hebben laten weten niet aanwezig te zijn bij de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. De dochter van eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 2007 in Rotterdam. Zij is het kind van de heer [naam] (de vader), geboren op [geboortedatum 2] 1975 in [geboorteplaats] en eiseres (de moeder), geboren op [geboortedatum 3] 1988 in [geboorteplaats] . De ouders zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2006 in Casablanca. Uit de Marokkaanse echtscheidingsakte van 15 september 2016, gebaseerd op het echtscheidingsvonnis van de Marokkaanse rechtbank van 9 februari 2016, blijkt dat het huwelijk is ontbonden.
2.1.
De vader heeft op 2 januari 1985 het Nederlanderschap verkregen [1] en is in het bezit van een Nederlands paspoort, geldig tot 15 april 2029. De dochter heeft door geboorte de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit verkregen. [2] Aan haar is voor het laatst op 25 juni 2008 een Nederlands paspoort afgegeven, geldig tot 25 juni 2013.
2.2.
Eiseres heeft op 23 november 2022 bij de Nederlandse ambassade in Rabat een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend voor de dochter.
2.3.
Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat de aanvraag niet compleet is. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat niet is gebleken dat eiseres eenhoofdig gezag heeft over de dochter. Ook is geen vervangende toestemmingsverklaring van de vader of vervangende toestemming van de rechter overgelegd.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres betoogt dat verweerder de aanvraag om afgifte van een Nederlands paspoort ten onrechte heeft afgewezen. Zij voert aan dat toestemming van de vader voor de aanvraag van een Nederlands paspoort niet meer nodig is, omdat vervangende toestemming is verkregen van een bevoegde Marokkaanse rechter, zoals volgt uit de uitspraken van 3 november 2022 en 3 april 2023. Eiseres heeft in beide procedures vervangende toestemming gevorderd om een paspoort ten behoeve van haar dochter aan te vragen. Niet enkel een Marokkaans paspoort, zoals de vertaler ten onrechte heeft vertaald. Deze verzoekschriften zijn aan de vader op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Eiseres verwijst naar de uitspraak van 3 april 2023, waarin de Marokkaanse rechter heeft vermeld dat de vader niet is verschenen hoewel hij op de voorgeschreven wijze is opgeroepen. Eiseres is van mening dat de door haar gevolgde procedure in Marokko niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde en in principe aan alle formaliteiten voldoet. De vervangende toestemming, welke is afgegeven in voormelde uitspraken, is door eiseres verkregen op een rechtmatige wijze. Verweerder heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom dit niet het geval is. Daarnaast is toestemming van de rechter tot uitoefening van eenhoofdig gezag en om te reizen binnen en buiten Marokko niet vereist. Verder beroept zij zich op het gelijkheidsbeginsel. Ten slotte heeft verweerder de hoorplicht in bezwaar geschonden.
Wat zijn de regels?
4. Op grond van artikel 52, eerste lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 wordt een paspoortaanvraag alleen in behandeling genomen als is voldaan aan de in de wet- en regelgeving gestelde voorwaarden.
4.1.
Uit artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet volgt, voor zover hier van belang, dat bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming wordt overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat, indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening een van de personen die het gezag uitoefenen, weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, af te geven, deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, kan worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen de beide personen beproeft.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de paspoortaanvraag niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
5.1.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de overgelegde uitspraken van de Marokkaanse rechter van 3 november 2022 en 3 april 2023 niet blijkt dat eiseres eenhoofdig gezag heeft over de dochter. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat, als sprake is van gezamenlijke gezagsuitoefening, en een van de personen die het gezag uitoefenen weigert een verklaring van toestemming af te geven, in dat geval de Marokkaanse rechter bevoegd is om een vervangende verklaring af te geven in de zin van artikel 34, tweede lid, van de Paspoortwet. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de overgelegde uitspraken echter niet duidelijk dat de Marokkaanse rechter deze vervangende toestemming heeft afgegeven om een buitenlands dan wel Nederlands paspoort aan te vragen. Uit de uitspraak van 3 november 2022 volgt enkel dat de rechter toestemming heeft gegeven een Marokkaans paspoort aan te vragen. De stelling van eiseres dat dit een vertaalfout is, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt.
5.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de uitspraken van de Marokkaanse rechter van 3 november 2022 en 3 april 2023 niet voldoen aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad [3] volgt dat een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel wordt erkend als onder andere de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onduidelijk of de vader naar behoren is opgeroepen. Zo staat in de uitspraak van 3 november 2022 niets vermeld over het oproepen van de vader. In de uitspraak van 3 april 2023 staat alleen dat de verdediging, ondanks de oproep, in gebreke is gebleven. Eiseres heeft geen andere documenten overgelegd waaruit blijkt dat de vader is opgeroepen en dat hij deze oproep heeft ontvangen of een kennisgeving van de rechtsprocedure is gepubliceerd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het onvoldoende duidelijk is welke inspanningen zijn verricht om de vader in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze te geven.
5.5.
Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, omdat eiseres heeft nagelaten aan te tonen dat sprake is van vergelijkbare gevallen. Daarnaast, zoals hiervoor overwogen, is het van belang dat in de wet- en regelgeving is bepaald dat bij een paspoortaanvraag voor een minderjarige toestemming van alle personen met gezag moet worden overgelegd dan wel bewijs van eenhoofdig gezag of vervangende rechterlijke toestemming. Met verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat, mocht het zo zijn dat in andere gevallen ondanks het ontbreken hiervan toch paspoorten zijn afgegeven, dit niet betekent dat in het geval van eiseres hier ook van kan worden afgezien, omdat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet zo ver strekt dat een overheidsinstantie gemaakte fouten moet herhalen.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden, omdat verweerder op basis van alle beschikbare informatie die hij ten grondslag heeft gelegd aan zijn besluit, tot het oordeel heeft kunnen komen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden. Uit de aanvullende gronden in beroep zijn geen nieuwe omstandigheden naar voren gekomen die dit anders maken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de paspoortaanvraag niet in behandeling heeft genomen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Door het afleggen van een verklaring op grond van artikel 27, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, zoals dat luidde tot 1 april 2003.
2.Artikel 3, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
3.Zie het arrest van de Hoge Raad van 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838.