ECLI:NL:RBDHA:2024:1246
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep aangetekend tegen het besluit van de staatssecretaris om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 10 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op basis van de Dublinverordening het recht had om de aanvraag niet in behandeling te nemen, aangezien Roemenië als verantwoordelijke lidstaat was vastgesteld. Eiseres voerde aan dat zij in Roemenië een ondeugdelijke behandeling had ondergaan en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde echter dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Roemenië niet in staat was om haar een deugdelijke behandeling te bieden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris zijn besluit voldoende had gemotiveerd. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.