ECLI:NL:RBDHA:2024:1246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38757
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep aangetekend tegen het besluit van de staatssecretaris om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 10 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op basis van de Dublinverordening het recht had om de aanvraag niet in behandeling te nemen, aangezien Roemenië als verantwoordelijke lidstaat was vastgesteld. Eiseres voerde aan dat zij in Roemenië een ondeugdelijke behandeling had ondergaan en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde echter dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Roemenië niet in staat was om haar een deugdelijke behandeling te bieden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris zijn besluit voldoende had gemotiveerd. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38757

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. Anik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. L.E. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.38758, op 10 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om overname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek aanvaard.

Kan de staatssecretaris wat betreft Roemenië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris voor Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Eiseres heeft in Roemenië een ondeugdelijke behandeling van haar asielprocedure gehad. Zo werd voor eiseres een nieuw gehoor gepland, maar werd dat zonder verdere reden niet doorgezet en schort het inhoudelijk ook aan de gehoren. Ter onderbouwing heeft eiseres een gedeelte van haar (vertaalde) gehoren in Roemenië overgelegd waar volgens haar onjuistheden in staan. Zo staat er bijvoorbeeld dat aan eiseres de vraag is gesteld of ze een advocaat wilde. Dit is echter onjuist. Eiseres heeft geen advocaat gehad. Aan eiseres is medegedeeld dat ze moest betalen voor een advocaat. Ook kreeg eiseres de meeste documenten in het Roemeens. Eiseres heeft een klacht ingediend via de mail, maar de autoriteiten hebben hier niets mee gedaan. Verder is eiseres buiten haar wil terechtgekomen in een toestand van zeer vergaande materiële deprivatie, omdat de opvangfaciliteiten slecht en in strijd met de Opvangrichtlijn zijn. Ter onderbouwing heeft eiseres foto’s overgelegd van de opvangfaciliteiten. Eiseres kon niet voorzien in haar meest elementaire levensbehoeften. Ze moest zonder deken slapen in de kou, waardoor ze gezondheidsproblemen kreeg. Er was echter geen budget voor een arts. Ook schortte het aan kookfaciliteiten en privacy. Zo hadden de kamerdeuren geen sloten en was er geen aparte ruimte voor vrouwen en mannen. Bovendien is eiseres tijdens de opvang in Roemenië ontvoerd. Dat eiseres wanhopig was in Roemenië blijkt ook uit het feit dat ze contact heeft gezocht met haar zus in Nederland. Haar zus is naar VluchtelingenWerk Nederland (VWN) gegaan om advies te vragen. Tot slot verwijst eiseres op de zitting naar twee uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Haarlem en Utrecht, waar de rechtbank tot het oordeel komt dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de situatie in Roemenië voordat hij van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. [2]
5.1.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat de staatssecretaris wat betreft Roemenië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Dit beginsel is weerlegbaar. Als de vreemdeling vindt dat dit in zijn geval anders is, dan moet hij dat aannemelijk maken. Daarvoor kan de vreemdeling bijvoorbeeld objectieve informatie over de werking van het asielsysteem in Roemenië overleggen of verklaren over zijn eigen ervaringen in Roemenië. Maakt de vreemdeling dit voldoende aannemelijk, dan is het vervolgens aan de staatssecretaris om te motiveren dat en waarom hij desondanks van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [3]
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voor Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Allereerst oordeelt de rechtbank dat de uitspraken waar eiseres op zitting naar heeft verwezen gaan over eventuele pushbacks die plaatsvinden in Roemenië. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft echter op 27 december 2023 geoordeeld dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat niet is gebleken dat in Roemenië pushbacks plaatsvinden ten aanzien van Dublinclaimanten. [4] De staatssecretaris stelt verder terecht dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Roemenië geen deugdelijke behandeling heeft gehad van haar asielaanvraag. Eiseres stelt namelijk dat zij niet tevreden was met haar gehoor en dat zij dit toen kenbaar heeft gemaakt bij de Roemeense autoriteiten. Er zou toen een nieuw gehoor zijn gepland, maar deze heeft om onduidelijke redenen niet plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft in dat kader op de zitting terecht opgemerkt dat uit de mail van eiseres niet duidelijk volgt dat zij een klacht heeft ingediend. Eiseres heeft het in haar mail namelijk over correcties en aanvullingen op haar gehoor. Bovendien merkt de staatssecretaris terecht op dat naar aanleiding van deze mail wel een nieuw gehoor is ingepland. Dit laat zien dat het mogelijk is om bij de Roemeense autoriteiten te klagen. Dat het nader gehoor daarna om onduidelijke redenen niet heeft plaatsgevonden doet daar niet aan af. Wat betreft het betoog van eiseres over de rechtsbijstand oordeelt de rechtbank dat de Procedurerichtlijn de mogelijkheid geeft om het recht op (gratis) rechtsbijstand te beperken. Zo kan een lidstaat beslissen om alleen rechtsbijstand toe te kennen in een beroepsprocedure. Eiseres heeft echter aangegeven dat zij geen beroep heeft ingesteld. [5] De staatssecretaris stelt verder terecht dat eiseres haar verklaringen omtrent de opvangomstandigheden niet nader heeft onderbouwd met documenten. Hoewel eiseres in beroep foto’s heeft overgelegd van de opvang waar zij verbleef, heeft eiseres geen algemene informatie overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van structurele problemen. Wat betreft de gestelde ontvoering vanuit de opvang overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel de rechtbank onderkent dat een dergelijke ervaring traumatisch kan zijn, volgt uit de verklaringen van eiseres dat de Roemeense politie haar en de andere ontvoerden heeft bevrijd. [6] Bovendien heeft eiser verklaard aangifte te hebben gedaan. Op de zitting heeft eiseres verder verklaard dat de ontvoerder is opgepakt en dat hij vastzit. De rechtbank leidt hieruit af dat de Roemeense autoriteiten in staat zijn om eiseres te helpen mochten zich problemen voordoen in Roemenië. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had de staatssecretaris het asielverzoek aan zich moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eiseres stelt dat de staatssecretaris haar asielverzoek aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening omdat overdracht naar Roemenië zal leiden tot onevenredige hardheid. Ze is namelijk gedurende de opvang in Roemenië ontvoerd door een Somalische asielzoeker. Ook werd eiseres gediscrimineerd. De Roemeense autoriteiten hebben haar dus niet de veiligheid geboden die ze hadden moeten bieden.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris geeft onder meer toepassing aan artikel 17 van de Dublinverordening als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van een vreemdeling van onevenredige hardheid getuigt. De staatssecretaris stelt zich in redelijkheid op het standpunt dat daar in het geval van eiseres geen sprake van is. Uit wat de rechtbank hiervoor onder overweging 5 tot en met 5.2 heeft overwogen, volgt namelijk dat wat betreft Roemenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiseres heeft verder niet betoogd of onderbouwd dat er in haar geval sprake is van (andere) bijzondere en individuele omstandigheden.
Heeft de staatssecretaris het besluit voldoende gemotiveerd?
7. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Het had op de weg van de staatssecretaris gelegen om alle documenten in samenhang te beoordelen. Verder heeft de staatssecretaris verschillende verklaringen van eiseres ongemotiveerd beoordeeld.
7.1.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het besluit voldoende heeft gemotiveerd. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, heeft de staatssecretaris terecht en gemotiveerd gesteld dat voor Roemenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De staatssecretaris heeft zijn standpunten in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd en daarbij kenbaar de door eiseres overgelegde stukken betrokken. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Rb Den Haag, zittingsplaats Utrecht 16 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20298 en Rb Den Haag, zittingsplaats Haarlem 8 november 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:11263 (niet gepubliceerd).
3.Zie bv. ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042, r.o. 4-4.1.
4.ABRvS 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4844.
5.Correcties en aanvullingen bij verslag gehoor aanmeldfase, p. 1.
6.P. 7 Verslag gehoor aanmeldfase.