ECLI:NL:RBDHA:2024:12415
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid op grond van WBV 2023/3
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiser is ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt dat de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet binnen de wettelijk gestelde termijn heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen bij het bestuursorgaan voordat hij beroep kan instellen. Eiser heeft op 15 november 2023 zijn asielaanvraag ingediend, en de beslistermijnen zijn verlengd door het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking is getreden. Dit besluit verlengt de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden. Eiser betwist de geldigheid van deze verlenging en stelt dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld.
De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet en verwijst naar een eerdere uitspraak van 16 februari 2024, waarin is geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verlenging van de beslistermijn geldig was. Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 26 april 2024 te vroeg is ingediend, is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 juli 2024.