ECLI:NL:RBDHA:2024:12411
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid op grond van WBV 2023/3
In deze zaak heeft de eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De eiser heeft zijn asielaanvraag op 27 oktober 2023 ingediend, en volgens de WBV 2023/3 zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden verlengd. Dit betekent dat de minister uiterlijk op 27 januari 2025 op de aanvraag moet beslissen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling van de eiser, die op 23 april 2024 is ingediend, te vroeg was. De rechtbank volgde het standpunt van de eiser niet, omdat deze niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beslistermijn niet geldig was verlengd. De rechtbank heeft verwezen naar een eerdere uitspraak van 16 februari 2024, waarin werd geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een situatie was die de verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde. Hierdoor was het beroep van de eiser niet-ontvankelijk, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 16 juli 2024, en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan als hij het niet eens is met deze uitspraak.