ECLI:NL:RBDHA:2024:12410
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag; niet-ontvankelijkheid op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 5 oktober 2022 zijn asielaanvraag heeft ingediend en dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, op 22 november 2022 Italië heeft verzocht om eiser over te nemen op grond van de Dublinverordening. De Italiaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 23 januari 2023 geaccepteerd. Echter, de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken bepaald dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië niet langer kan worden gehanteerd, wat betekent dat de overdracht van asielzoekers naar Italië momenteel niet mogelijk is. Hierdoor is verweerder verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat er een besluit is genomen dat de beslistermijnen voor asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken, met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor de aanvraag van eiser, waardoor de termijn om te beslissen op zijn aanvraag nog niet was verstreken toen hij op 9 maart 2024 een ingebrekestelling indiende. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, wat betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is op 16 juli 2024 openbaar gemaakt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.