ECLI:NL:RBDHA:2024:12402
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen feitelijke uitzetting naar Litouwen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Litouwse man, was op 16 juli 2024 geïnformeerd over zijn uitzetting naar Litouwen op 8 augustus 2024. Hij maakte bezwaar tegen deze uitzetting en vroeg de voorzieningenrechter om te voorkomen dat hij Nederland zou moeten verlaten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker in Nederland is aangetroffen op 24 november 2021 en sindsdien verschillende juridische procedures heeft doorlopen, waaronder een asielaanvraag die is afgewezen en meerdere veroordelingen voor misdrijven. De minister van Asiel en Migratie heeft verzoeker ongewenst verklaard, wat betekent dat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de rechtmatigheid van de uitzetting in twijfel konden trekken. De rechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.