ECLI:NL:RBDHA:2024:12370
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen Wav-boete ongegrond wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2024 wordt het beroep van eiseres, een V.O.F., tegen een bestuurlijke boete van € 6.000,- wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) behandeld. Eiseres is samen met twee andere bedrijven aangemerkt als werkgever van een vreemdeling die zonder de benodigde vergunning werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het boeterapport ten grondslag mocht leggen aan het boetebesluit. Eiseres had niet aangetoond dat de vreemdeling in het bezit was van een tewerkstellingsvergunning, en de rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de recente rechtspraak over functioneel daderschap niet van toepassing is in deze zaak. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een waarschuwing of matiging van de boete, omdat eiseres niet voldoende maatregelen heeft getroffen om overtredingen te voorkomen.
De rechtbank behandelt de feiten van de zaak, waarbij een arbeidsinspecteur op 22 juli 2020 een onderzoek instelde naar aanleiding van een melding over een onveilige werksituatie. De vreemdeling heeft verklaard dat hij werkzaamheden heeft verricht zonder de benodigde vergunningen. Eiseres heeft het boeterapport betwist, maar de rechtbank oordeelt dat het rapport op ambtseed is opgemaakt en dat de bevindingen betrouwbaar zijn. De rechtbank wijst erop dat eiseres als werkgever verantwoordelijk is voor de naleving van de Wav en dat zij niet heeft aangetoond dat zij voldoende inspanningen heeft verricht om overtredingen te voorkomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete.