ECLI:NL:RBDHA:2024:1232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
C/09/24/11 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) met verzoek om eerdere ingangsdatum

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de toelating van mevrouw [verzoekster] tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Mevrouw [verzoekster] bevond zich in een problematische schuldensituatie en heeft verzocht om toelating tot de WSNP, evenals om een eerdere ingangsdatum van deze regeling. De rechtbank heeft het verzoek om toelating toegewezen, waarbij is vastgesteld dat mevrouw [verzoekster] voldoet aan de eisen voor toelating tot de WSNP. De rechtbank heeft ook het verzoek om een eerdere ingangsdatum toegewezen, waarbij de ingangsdatum is vastgesteld op 5 november 2023, drie maanden voor de datum van het vonnis. Dit besluit is genomen op basis van de beoordeling van de financiële situatie van mevrouw [verzoekster] en de verplichtingen die voortvloeien uit de WSNP. De rechtbank heeft verder de termijn van de WSNP vastgesteld op achttien maanden, te rekenen vanaf de ingangsdatum. Tevens zijn er afspraken gemaakt over de rol van de bewindvoerder en de verplichtingen van mevrouw [verzoekster] tijdens de WSNP-periode. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de nodige juridische kaders en voorwaarden uiteengezet die van toepassing zijn op de WSNP.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
insolventienummer:C/09/24/11 R
vonnis van 5 februari 2024
op het verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] .
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [verzoekster] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Ook heeft zij verzocht de ingangsdatum van de WSNP op een eerdere datum te bepalen. Deze verzoeken worden toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 29 januari 2024. Met de uitnodiging voor deze zitting is aan mevrouw [verzoekster] een WSNP-informatieboekje meegezonden. Op de zitting verschenen:
- mevrouw [verzoekster] ,
- de heer M. Boukens, schuldhulpverlener.

2.De beoordeling van het verzoek

Het WSNP-verzoek
2.1.
Mevrouw [verzoekster] kan alleen worden toegelaten tot de WSNP als zij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en zij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat mevrouw [verzoekster] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
Mevrouw [verzoekster] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
2.3.
De verplichtingen waaraan mevrouw [verzoekster] tijdens de WSNP moet voldoen staan in het WSNP-informatieboekje beschreven. Samengevat komt dit neer op: een informatieverplichting, een inspanningsverplichting, een verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan en een afdrachtverplichting.
2.4.
De wet schrijft voor dat de eerste dertien maanden van het traject een postblokkade geldt. Gedurende deze periode zal alle post naar de bewindvoerder gaan. De bewindvoerder stuurt de post na controle weer door aan mevrouw [verzoekster] .
2.5.
Het WSNP-traject duurt in principe achttien maanden. Als mevrouw [verzoekster] zich gedurende die periode houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject na verloop van die achttien maanden met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op mevrouw [verzoekster] kunnen verhalen.
Het verzoek om een eerdere ingangsdatum van de WSNP
2.6.
Mevrouw [verzoekster] verzoekt de ingangsdatum van de WSNP te bepalen op een datum drie maanden voorafgaand aan de datum van een te wijzen toelatingsvonnis. De rechtbank zal dit verzoek toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
2.7.
Artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet (Fw) bepaalt sinds 1 juli 2023 dat de termijn van de WSNP begint te lopen (ingaat) op de dag van de uitspraak tot de toepassing van de WSNP, dan wel van de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling indien die dag eerder is gelegen.
2.8.
De rechtbank neemt bij de beoordeling van een verzoek om een eerdere ingangsdatum – en daarmee bij de beoordeling van de vraag of sprake is van aflossingen in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling – onder meer het volgende tot uitgangspunt: (1) aflossen is maximaal aflossen, (2) de hoogte van de aflossing wordt vastgesteld aan de hand van het vrij te laten bedrag (Vtlb) zoals berekend met de Vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is en (3) invulling van de inspanningsplicht zoals in de WSNP [1] :
a. Sollicitatieplicht die op dezelfde wijze wordt ingevuld als in de WSNP.
b. Controle op sollicitatieplicht op vergelijkbare wijze als in de WSNP.
c. Vrijstelling sollicitatieplicht die op vergelijkbare wijze wordt ingevuld als in de WSNP.
2.9.
Een eerdere ingangsdatum (een ingangsdatum vóór de dag van de WSNP-uitspraak) betekent dat vanaf die eerdere datum de WSNP-regeling met de daaraan verbonden WSNP-verplichtingen gaat gelden. Een van die WSNP-verplichtingen is de afdrachtplicht, die onder meer inhoudt dat maandelijks het verschil tussen de nettoinkomsten van een schuldenaar en het Vtlb aan de boedel moet worden afgedragen, ofwel – in termen van de wetgever – wordt afgelost. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus achtereenvolgend maandelijks sprake zijn geweest van aflossingen die ten minste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de nettoinkomsten en het Vtlb.
2.10.
Het door mevrouw [verzoekster] in het minnelijk traject gespaarde bedrag (€ 183,00) bedraagt nagenoeg het bedrag dat in drie – aan de zitting voorgaande – maanden had kunnen worden afgelost (€ 186,00). De rechtbank begrijpt, gelet op de toelichting van de schuldhulpverlener, dat het verschil tussen de genoemde bedragen (€ 3,00) is ontstaan door de indexering per januari 2024 van de Participatiewet-uitkering die mevrouw [verzoekster] ontvangt én dat het bedrag van € 3,00 alsnog zal worden afgedragen aan de boedel. Verder volgt uit de stukken dat mevrouw [verzoekster] door de GGD is gekeurd en volledig arbeidsongeschikt is verklaard. De rechtbank stelt om deze redenen vast dat mevrouw [verzoekster] voor de periode van november 2023 tot en met januari 2024 heeft voldaan aan de inspannings- en afdrachtverplichting. De rechtbank zal daarom de ingangsdatum bepalen op de datum die drie maanden vóór de datum van dit vonnis is gelegen, dus op 5 november 2023.
2.11.
De rechtbank merkt ten slotte in dit verband nog op dat indien het bedrag van € 183,00 (vermeerderd met het bedrag van € 3,00) niet op korte termijn op de boedelrekening wordt gestort, een boedelachterstand ontstaat en dit tot gevolg kan hebben dat de WSNP-regeling wordt verlengd of zelfs voortijdig – zonder schone lei – kan worden beëindigd. Dit kan ook het geval zijn indien komt vast te staan dat vanaf de ingangsdatum andere WSNP-verplichtingen niet (correct) zijn nagekomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedag] -1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
- stelt de termijn van deze regeling vast op achttien maanden, te rekenen vanaf 5 november 2023;
- stelt vast dat door deze uitspraak alle gelegde beslagen komen te vervallen;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. D. de Loor en tot bewindvoerder:
P. Adam (Adam & Noordzij Bewindvoering),
Postbus 7441, 3284 ZG Zuid-Beijerland;
- geeft de bewindvoerder opdracht om de komende dertien maanden de post van mevrouw [verzoekster] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. J.R. Hagendoorn, rechter, in samenwerking met C. Groesbeek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2024.

Voetnoten

1.Zie ook: Bijlage III (Landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling) bij het vanaf 1 juli 2023 geldende Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken, onder 5.3.6.