ECLI:NL:RBDHA:2024:12315
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 7 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres had haar aanvraag op 14 juni 2023 ingediend, maar de minister had niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen beslist. Eiseres heeft de minister op 20 december 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 29 maart 2024 is ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat de minister in gebreke was gebleven.
De rechtbank heeft eiseres vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat zij aannemelijk had gemaakt dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed. De rechtbank heeft vervolgens op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiseres moet betalen, omdat de volledige termijn voor het nemen van een besluit was verstreken. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.