ECLI:NL:RBDHA:2024:1219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
09.149430.21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake procesafspraken en heropening van het onderzoek in een strafzaak tegen een verdachte van drugshandel

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenvonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procesafspraken die tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn gemaakt, niet worden gevolgd. De rechtbank oordeelt dat, indien zij tot een bewezenverklaring zou komen zoals in de overeenkomst is vastgelegd, de voorgestelde straf niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak. De verdachte is beschuldigd van het uitwisselen van inlichtingen over de beschikbaarheid, kwaliteit en prijzen van heroïne en cocaïne, en het voorbereiden van de in- en uitvoer van deze verdovende middelen in de periode van 26 maart 2020 tot en met 13 juni 2020.

Tijdens de zitting op 23 januari 2024 is de overeenkomst besproken, waarbij de rechtbank heeft onderzocht of de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met de gemaakte afspraken. De rechtbank benadrukt dat zij geen partij is bij de overeenkomst en dat de zelfstandige positie van de rechter in het strafproces gewaarborgd blijft. De rechtbank heeft ernstige bezwaren tegen de verdachte vastgesteld, met aanwijzingen dat hij een sturende rol heeft vervuld in de drugshandel. Gezien de ernst van de beschuldigingen en de mogelijke gevolgen, heeft de rechtbank besloten het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en de procespartijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de verdere behandeling van de zaak.

De rechtbank heeft ook aangegeven dat de verdachte afziet van het indienen van onderzoekswensen en dat het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot een bewezenverklaring van het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op de drugshandel. De zaak zal op een later tijdstip worden hervat, waarbij de verdachte zal worden opgeroepen voor een nieuwe zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/149430-21
Datum uitspraak: 6 februari 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende tussenvonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ),
BRP-adres: [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie
Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 23 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Oosten en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M. van Stratum naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) zich en/of één of meer anderen meermalen, althans eenmaal, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij/hebben zij
- ( met gebruiker(s) van account rizlablauw en/of quietmoon en/of biggapower en/of twins en/of bumpson en/of takanaka en/of viablebonsai en/of anderen) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid, kwaliteit en/of prijzen van heroïne,
- ( met gebruiker(s) van account rizlablauw en/of quietmoon en/of en/of breadriver
en/of unomomento en/of anderen) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid, kwaliteit en/of prijzen van cocaïne,
- ( met gebruiker(s) van account rizlablauw en/of youngyoungboy en/of anderen) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid en/of (wijze van) transport van heroïne en/of cocaïne, en/of
- ( met gebruiker(s) van account haji en/of breadriver en/of anderen) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid en/of prijzen en/of (wijze van) transport van cocaïne naar en/of vanuit het buitenland (te weten België en/of andere landen), en/of
- ( met gebruiker(s) van account youngyoungboy en/of haji en/of unomomento en/of anderen) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid en/of prijzen en/of (wijze van) transport van heroïne naar en/of vanuit het buitenland (te weten het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en/of andere landen),
en/of
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten
- een PGP telefoon en/of
- meerdere stempels.

3.Heropening en schorsing van het onderzoek ter terechtzitting

Procesafspraken
In deze zaak hebben het Openbaar Ministerie en de verdediging procesafspraken gemaakt over de afdoening van de strafzaak tegen de verdachte. Deze afspraken zijn vastgelegd in een getekende overeenkomst.
De overeenkomst houdt concreet de volgende afspraken in:
  • De verdachte ziet af van het indienen van onderzoekswensen;
  • De verdachte verschijnt op een nog te plannen zitting;
  • De verdachte hoeft in het kader van de afspraken geen nadere verklaring af te leggen;
  • Het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting rekwireren tot een bewezenverklaring van het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op het invoeren, uitvoeren, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne en/of heroïne, gepleegd in de periode van 26 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 te ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland;
  • Het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting voor die bewezenverklaring een strafeis vorderen van negen maanden gevangenisstraf;
  • Het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting de gevangenneming van de verdachte vorderen;
  • Door de verdediging worden geen verweren gevoerd;
  • De verdachte zal zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de straf;
  • De verdachte bekent geen schuld door het tekenen van de overeenkomst en beoogt enkel een voorspoedige behandeling van zijn strafzaak;
  • Het Openbaar Ministerie zal – nadat deze strafzaak is afgedaan – de verdachte niet vervolgen voor andere Opiumwet-feiten, voor zover deze zien op chatberichten uit de dataset zoals die is verstrekt in onderzoek Drau aangaande Encrochat-account Fallenorchid en Encrochat-account Authenticcoffee in de periode 26 maart 2020 tot en met 13 juni 2020;
  • Door de verdediging en het Openbaar Ministerie wordt geen hoger beroep ingesteld indien de Rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken;
  • Het Openbaar Ministerie zal geen zaak beginnen voor ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de onderhavige strafzaak van de verdachte.
Bespreking van de overeenkomst tijdens de zitting
De rechter moet onderzoeken – en in het vonnis van dat onderzoek blijk geven – of de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Op de terechtzitting van 23 januari 2024 is de overeenkomst besproken. Zo is onder meer nagegaan of de verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en heeft de rechtbank hem voorgehouden welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak zouden kunnen hebben. De verdachte heeft, na herhaaldelijk te zijn bevraagd, bevestigd dat hij voldoende is geïnformeerd over de procesafspraken, dat hij zich bewust is van de inhoud, de procedure en de mogelijke consequenties daarvan en dat hij dit allemaal begrijpt en nog steeds achter de gemaakte afspraken staat.
De officier van justitie heeft desgevraagd toegelicht dat zij niet voornemens is om verdachte terzake van de in het dossier beschreven verdenking van het witwassen van 92 miljoen euro te vervolgen.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat zij geen partij is bij de overeenkomst en daar dus ook niet aan is gebonden. Dit neemt niet weg dat de rechtbank binnen de context van een overbelaste strafrechtspleging serieus in overweging neemt of zij een zaak kan afdoen volgens de gemaakte procesafspraken. Hiermee kunnen immers mogelijkheden ontstaan om processen te versnellen of vereenvoudigen en dit kan capaciteitsproblemen in de strafrechtketen verlichten.
Volgens de Hoge Raad (arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252) doen gemaakte procesafspraken geen afbreuk aan de zelfstandige positie van de rechter in het strafproces. Het is en blijft hoe dan ook aan de rechter om op grondslag van de tenlastelegging de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beantwoorden. Bij die beantwoording moet de rechter de procesafspraken betrekken. Bij een eventuele strafoplegging kijkt de rechter naar uiteenlopende factoren, zoals de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechter kan dan komen tot een sanctiebeslissing die in overeenstemming is met de procesafspraken. Als de rechter echter van oordeel is dat de voorgestelde straf niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak, zal hij tot een andere sanctiebeslissing komen en tot uitdrukking moeten brengen wat de redenen daarvoor zijn.
Als de rechter tot een (wezenlijk) ander oordeel over de bewezenverklaring of de straftoemeting komt dan in het afdoeningsvoorstel is opgenomen, ligt het in de rede dat de procespartijen in de gelegenheid worden gesteld om zich erover uit te laten hoe in dat geval de zaak zou moeten worden afgedaan. De eisen van een behoorlijke procesorde en/of een eerlijk proces kunnen in zo’n geval met zich brengen dat de rechter – zo nodig na heropening van het onderzoek ter terechtzitting – het Openbaar Ministerie en de verdediging in de gelegenheid stelt nader het woord te voeren.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan voor het ten laste gelegde. Meer specifiek gaan die ernstige bezwaren over het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op de in- en uitvoer van en handel in verdovende middelen. Er is een korte periode ten laste gelegd, maar het dossier bevat aanwijzingen dat de voorbereidingshandelingen in die periode op grote schaal plaatsvonden (in het dossier wordt gesproken over Nederland, Denemarken, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk) en dat daarmee grote geldbedragen zijn gemoeid. Verder bevat het dossier chats met daarin foto’s van blokken en aanwijzingen over hoeveelheden en prijzen. In een aantal in het dossier aanwezige processen-verbaal van politie wordt gerelateerd dat verdachte een (aan-)sturende rol heeft vervuld in het geheel. Als de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen als in de overeenkomst is vervat, dan is zij gelet op het voorgaande van oordeel dat de voorgestelde straf niet in redelijke verhouding tot de ernst van de zaak staat. Dit maakt dat de rechtbank de procesafspraken in dit specifieke geval niet volgt.
De rechtbank acht het van belang dat de procespartijen zich uitlaten over de verdere behandeling en afdoening van de zaak. Daarom zal de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heropenen.
De rechtbank benadrukt dat zij met het voorgaande op geen enkele wijze vooruitloopt op de bewijsvraag en de vraag naar een eventuele strafoplegging. De beantwoording van die vragen is voorbehouden aan de rechters die de strafzaak inhoudelijk zullen gaan behandelen.
Beslissing
De rechtbank:
  • heropenthet onderzoek ter terechtzitting dat op 23 januari 2024 is gesloten;
  • schorsthet onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd voor een langere dan de in artikel 282, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van een maand, maar voor niet langer dan drie maanden, met als klemmende reden de agenda van de rechtbank;
  • beveeltdat het onderzoek dan wordt hervat;
  • beveeltde oproeping van de verdachte tegen het tijdstip van een nader te bepalen terechtzitting, met verstrekking van een afschrift van die oproeping aan de raadsman mr. M. van Stratum.
Dit tussenvonnis is gewezen door
mr. H.M. Braam, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. A.M. de Wit, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2024.