Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
De rechtbank volgt niet de stelling van eiser dat de bewaring niet noodzakelijk was met het oog op de vaststelling van eisers identiteit en nationaliteit, omdat zijn identiteit en nationaliteit voldoende bekend was gelet op zijn eerdere asielaanvraag. Het geloofwaardig achten van de identiteit en nationaliteit in een asielprocedure is niet zonder meer hetzelfde als het vaststellen van de identiteit en nationaliteit tijdens de bewaring. [3] In dit geval heeft eiser zijn identiteit en nationaliteit op geen enkele manier met documenten of andere informatie gestaafd. Verweerder heeft de a-grond daarom ook terecht aan de bewaring ten grondslag gelegd. De rechtbank is verder van oordeel dat voor zover verweerder de c-grond aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd dit niet gevolgd kan worden nu uit het dossier niet blijkt dat eiser eerder in bewaring werd gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn.
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.