ECLI:NL:RBDHA:2024:12104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.23393 en NL24.23395
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van Belarussische vluchtelingen en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van drie Belarussische vluchtelingen, een moeder en haar twee dochters, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Polen als verantwoordelijk land is aangewezen voor de behandeling van hun asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 1 juli 2024 behandeld, maar de eisers en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de eisers in Polen niet veilig zijn, ondanks hun bezwaren over de situatie van Belarussische vluchtelingen in Polen. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie regels heeft vastgesteld voor de behandeling van asielaanvragen en dat de minister niet verplicht is om de aanvraag in behandeling te nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is.

Eisers hebben aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met hun persoonlijke omstandigheden, zoals de gezondheid van de jongste dochter en de ervaringen van de moeder in Polen. De rechtbank oordeelt echter dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de minister te dwingen de aanvraag vrijwillig aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling is genomen en dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23393 en NL24.23395

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres 1], v-nummer: [nummer],

[eiseres 2],
en
[eiseres 3],v-nummer: [nummer],
samen: eisers
(gemachtigde: mr. E. van den Hombergh),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJsendoorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 4 juni 2024 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2024, samen met de zaken NL24.23394 en NL24.23396, op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eisers en hun gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld.
1.2.
Eisers zijn een moeder en twee dochters afkomstig uit Belarus.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om overname gedaan. Polen heeft dit verzoek aanvaard.
Kan voor Polen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
5. Eisers voeren aan dat ten aanzien van Polen voor hen als Belarussische vluchtelingen niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Eisers zijn ten eerste van mening dat de minister ten onrechte geen kennis heeft genomen van de artikelen waarnaar in de zienswijze is verwezen. Hoewel de artikelen in het Russisch zijn, kunnen artikelen op het internet heel makkelijk vertaald worden in de browser. Bovendien is in de zienswijze kernachtig weergegeven waar deze artikelen over gaan en kan ook hieruit worden opgemaakt dat zij een onderbouwing zijn van de bezwaren die eisers hebben bij een overdracht aan Polen. Het eerste artikel waar eisers naar hebben verwezen vermeldt dat Poolse functionarissen de namen van Belarussische politieke vluchtelingen naar de ambassade van Belarus hebben gelekt. [2] Er wordt gesuggereerd dat het lekken bewust is gebeurd in ruil voor betalingen. Het tweede artikel waarnaar wordt verwezen, spreekt over de infiltratie door de Belarussische KGB in de Poolse migratiedienst. [3] Eisers hebben in Polen ook het gevoel gehad dat zij in de gaten werden gehouden door de KGB. Het derde artikel waar eisers naar verwijzen spreekt over de intimidatie van Belarussen in Polen. Zo werd een Belarus die naar Polen was gevlucht daar opgepakt nadat hij een brief had ontvangen van het openbaar ministerie van Belarus. [4] Eisers menen met de verwijzing naar deze artikelen – in combinatie met de ervaringen van de moeder in Polen – genoeg concrete individuele aanknopingspunten voor nader onderzoek door de minister te hebben gegeven. [5] Eisers hebben in Polen een gevoel van wantrouwen en ervaren angst voor het Belarussische regime.
5.1.
Het betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat er ten aanzien van Polen voor eisers als Belarussische vluchtelingen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden omdat geen sprake is van tekortkomingen waarmee de hoge drempel uit het Jawo-arrest [6] gehaald wordt. Over de pushbacks overweegt de rechtbank dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij als Dublinclaimanten en in bezit van een Pools visum hier slachtoffer van zouden worden. De minister heeft terecht gesteld dat er formeel gezien geen kennis genomen hoeft te worden van stukken waarvan geen vertaling is overgelegd. Dit is slechts anders wanneer een vertaling niet noodzakelijk is voor een goede beoordeling van de stukken. [7] Hoewel een vertaling van het artikel in een netwerkbrowser simpel is, is dit geen betrouwbare beëdigde vertaling. Desondanks is de minister op zitting ingegaan op de inhoud van de artikelen die eisers hebben overgelegd. De minister heeft er terecht op gewezen dat eisers niet hebben onderbouwd hoe de specifieke gevallen waar de artikelen over spreken, betrekking hebben op henzelf en ervoor zouden zorgen dat er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Het artikel over het lekken van persoonsgegevens heeft niet tot gevolg dat eisers aannemelijk hebben gemaakt dat ook hun persoonsgegevens gelekt zouden worden. Er wordt daarnaast slechts een suggestie gewekt dat dit met opzet gebeurd zou zijn. Bovendien zijn de ambtenaren in kwestie niet werkzaam bij de Poolse migratiedienst en geeft de woordvoerder in het artikel aan dat er verbetering zal optreden. Ook het artikel over de KGB-infiltratie heeft betrekking op twee specifieke gevallen. Eisers hebben niet onderbouwd waarom dit in hun geval ook zou gebeuren. Dit geldt ook over het artikel over de brief van het openbaar ministerie van Belarus. Dit artikel gaat over een specifiek geval en eisers hebben niet kunnen onderbouwen wat dit betekent voor hun situatie. De artikelen tonen niet aan dat de opvang- en asielprocedure in Polen fundamentele systeemfouten laat zien waardoor een overdracht achterwege moet blijven.
Had de minister toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eisers voeren aan dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij de asielaanvraag van eisers niet vrijwillig aan zich heeft getrokken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De gezondheidssituatie van de jongste dochter, de gevangenneming van de moeder in Belarus en de uitputting en ervaringen in Polen waardoor een wantrouwen en gevoel van onveiligheid is ontstaan ten aanzien van Polen, maken dat een overdracht aan Polen van onevenredige hardheid zou getuigen.
6.1.
Het betoog slaagt niet. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er onvoldoende aanleiding bestaat om de asielaanvraag van eisers op grond van artikel 17 van de Dublinverordening vrijwillig aan zich te trekken. Voorop staat dat er terughoudend gebruik wordt gemaakt van deze discretionaire bevoegdheid. Hoewel uit het medische verslag blijkt dat de jongste dochter onder medische behandeling staat, wordt daarin ook vermeld dat zij momenteel geen last heeft van haar aandoening en zij hier overheen zal groeien. Zij heeft geen acute behandeling nodig. De medische situatie van de jongste dochter is daarmee geen bijzondere, individuele omstandigheid waardoor een overdracht aan Polen van een onevenredige hardheid zou getuigen. Voor het overige geldt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij al in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft uiteengezet waarom de gestelde omstandigheden niet tot een met artikel 3 van het EVRM-strijdige situatie zouden leiden en hiermee al voldoende heeft gemotiveerd waarom die omstandigheden niet zouden leiden tot een toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. Voor het overige is er ook geen aanleiding voor de conclusie dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die van een onevenredige hardheid zouden getuigen. [8]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen in stand blijft. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Личные данные беларусов в Польше попали в беларусское посольство - Вот Так ([website]).
3.Личные данные беларусов в Польше попали в беларусское посольство - Вот Так ([website]).
4.Беларусы в Польше теряют бдительность. КГБ может навредить и там ([website]).
5.HvJ EU 29 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:195.
6.HvJ EU 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
7.ABRvS 22-11-2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU7229, r.o. 2.5.1.
8.De motivering van de minister is daarmee in lijn met ABRvS 19 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1653, r.o. 2.