ECLI:NL:RBDHA:2024:12061

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
SGR 23/1407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van ZW-uitkering in strijd met vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 27 april 2022 ziek heeft gemeld, een ZW-uitkering aangevraagd die op 27 juli 2022 werd toegekend. Echter, in een later besluit van 14 november 2022 werd haar recht op deze uitkering met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen arbeid. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de besluitvorming ondeugdelijk was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische situatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de ZW-uitkering met terugwerkende kracht in strijd was met het vertrouwensbeginsel, omdat eiseres gerechtvaardigd had vertrouwd op de eerdere toekenning van de uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor zover het de intrekking van de uitkering betreft, en bepaalde dat de uitkering per 15 november 2022 moest worden ingetrokken. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1407

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P. van der Meer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).

Inleiding

Eiseres heeft zich op 27 april 2022 ziek gemeld. Voorafgaand aan de ziekmelding ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. In het besluit van 12 september 2022 is aan eiseres per 27 juli 2022 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
In het besluit van 14 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres per 27 april 2022 geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat eiseres geschikt wordt geacht tot het verrichten van haar eigen arbeid. Aan dit besluit liggen de rapporten van de primaire arts van 14 oktober 2022 en van 1 november 2022 ten grondslag.
In het besluit van 11 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 10 januari 2023 ten grondslag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft verzocht om de zitting van 8 november 2023 aan te houden, omdat een eerder ingediend bezwaar gegrond verklaard zou worden door verweerder en dat besluit volgens eiseres gevolgen kan hebben voor deze beroepsprocedure. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt voortgezet.
De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres in de gelegenheid gesteld om de inhoud van de beslissing op bezwaar van 11 oktober 2023 over de terugvordering van de ZW-uitkering met eiseres te bespreken en in dit beroep een nader standpunt in te dienen. De rechtbank heeft op 18 december 2023 een reactie van eiseres ontvangen. Verweerder heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft op 8 februari 2024 aanvullende vragen gesteld aan verweerder. Verweerder heeft die vragen beantwoord. Eiseres heeft daarop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder op de reactie van eiseres gereageerd.
De rechtbank heeft partijen meegedeeld dat zij van oordeel is dat het niet nodig is om in deze zaak opnieuw zitting te houden. Partijen is verzocht om het aan te geven indien zij mondeling op een zitting gehoord willen worden. Partijen hebben hierop niet gereageerd.
Eiseres heeft op 3 juni 2024 aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Gronden van eiseres
1. Eiseres voert aan dat er sprake is van een ondeugdelijk onderzoek en onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit. Volgens eiseres is de beschikbare informatie niet integraal meegewogen bij de besluitvorming, waarbij onder andere de medische informatie van de vorige huisarts niet kenbaar in het bestreden besluit is betrokken. Gelet op de klachten van eiseres had het op de weg van verweerder gelegen om een gedegen fysiek onderzoek te verrichten. Zij is pas in januari 2023 op een spreekuur door een verzekeringsarts gezien. Bovendien zijn de klachten van eiseres ten onrechte gerelateerd aan een eerdere ziekmelding. Het volstaan met de bevindingen zoals opgenomen in de rapportages voorafgaand aan het bestreden besluit getuigt niet van een deugdelijk onderzoek, aldus eiseres. Verder is volgens eiseres met vooringenomenheid gehandeld. Dit blijkt uit de opgenomen verwijzing naar eerder gediagnosticeerde psychische aandoeningen. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd, omdat de bevindingen van de huisarts haaks staan op de conclusie van de verzekeringsarts waarin wordt gesteld dat geen sprake is van griepklachten. Door de huisarts wordt echter geconstateerd dat eiseres last heeft van verkoudheidsklachten en last heeft van het linkeroor. Deze klachten vormen de grondslag van de ziekmelding en volgens eiseres is daaraan ongemotiveerd voorbijgegaan. Ook is geen, dan wel onvoldoende rekening gehouden met het feit dat eiseres tijdens het spreekuur onder invloed was van medicijnen die concentratie en rijgedrag beïnvloeden en dat zij daarom niet in staat geacht mocht worden om een juiste toelichting te geven. Eiseres heeft verteld dat zij de medicijnen heeft gebruikt, maar uit het dossier blijkt niet dat dit is opgeschreven. Eiseres verzoekt de rechtbank om op grond van het Korošec-arrest wegens strijd met het beginsel van equality of arms een onafhankelijke deskundige te benoemen. Ten slotte is er volgens eiseres sprake van strijd met het vertrouwensbeginsel. Omdat verweerder de ziekmeldingen van eiseres heeft geaccepteerd, heeft verweerder daarmee volgens eiseres het vertrouwen gewekt dat eiseres een ZW-uitkering zou ontvangen. Ook heeft zij een gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen aan het besluit van 12 september 2022 waarmee aan haar een ZW-uitkering is toegekend.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapportages en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep onaantastbaar zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts nodig.
Zorgvuldigheid van de besluitvorming
3. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en acht hierbij van belang dat uit de rapporten van de primaire arts volgt dat de arts dossierstudie heeft verricht, eiseres op 9 augustus 2022 telefonisch heeft gesproken en informatie heeft opgevraagd bij huisarts M. Weenen. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres op 10 januari 2023 op een spreekuur gezien en heeft dossieronderzoek verricht. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat deze gang van zaken zorgvuldig is. [1] De rechtbank stelt vast dat de informatie van de vorige huisarts kenbaar in de rapporten van de (verzekerings)artsen is betrokken. Dat dit niet tot de voor eiseres gewenste conclusie heeft geleid, maakt dit niet anders. Weliswaar hebben de (verzekerings)artsen de medische voorgeschiedenis van eiseres in hun rapporten weergegeven, maar de rechtbank leest hierin niet dat de klachten bij deze ziekmelding gerelateerd worden aan de klachten die eiseres had bij de eerdere ziekmeldingen. In de rapporten staat duidelijk vermeld dat deze beoordeling gaat over de ziekmelding per 27 april 2022 vanwege griepklachten en oorontsteking. Hieruit volgt niet dat met vooringenomenheid is gehandeld. Uit het dossier blijkt verder dat eiseres een uitnodiging heeft gekregen voor een gesprek met de arts van verweerder op 15 en 29 juli 2022, maar dat zij wegens verkoudheidsklachten beide afspraken heeft afgezegd. De stelling van eiseres dat het op de weg van verweerder had gelegen om eerder een fysiek onderzoek te verrichten, kan de rechtbank dan ook niet volgen.
De inhoudelijke beoordeling
4.1
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de medische beoordeling onjuist is geweest. De primaire arts heeft informatie van de huisarts ontvangen waarin vermeld staat dat zij eiseres één keer heeft gezien met oorpijn en verkoudheid in augustus 2022. De primaire arts is tot de conclusie gekomen dat er bij eiseres per 14 augustus 2022 kortdurend (heel ruim genomen één week) verminderde mogelijkheden zijn om te functioneren als gevolg van een medisch objectief vast te stellen ziekte. Voor het duurzame functioneren in arbeid kan hij geen beperkingen vaststellen als rechtstreeks gevolg van een medisch objectief vast te stellen ziekte of gebrek. De verzekeringsarts b&b heeft vervolgens geconcludeerd dat aanvullend eigen onderzoek en de bestudering van het dossier geen aanleiding geven om de beslissing van de primaire arts te herzien.
4.2
In beroep heeft eiseres een deel van het huisartsenjournaal van augustus 2022 in het geding gebracht. Hierin staat onder subjectief dat eiseres last heeft van verkoudheidsklachten en last heeft van het linkeroor en dat er sprake is van wisselende last van neusverkoudheid en oor sinds april. Onder objectief staat dat het linkeroor rood is en het rechteroor geen bijzonderheden vertoont. Onder plan staat afwachten en uitleg, eventueel paracetamol. De rechtbank maakt hieruit niet op dat de bevindingen van de huisarts haaks staan op de conclusies van de (verzekerings)artsen. Wat betreft de stelling van eiseres dat zij tijdens het spreekuur onder invloed was van medicijnen die concentratie en rijgedrag beïnvloeden en dat zij daarom niet in staat geacht mocht worden om een juiste toelichting te geven, stelt de rechtbank vast dat in het rapport van de verzekeringsarts b&b staat dat eiseres zo nodig oxazepam gebruikt vanwege het niet kunnen slapen. Verder volgt uit dit rapport dat de verzekeringsarts b&b geen stoornissen in de aandacht, concentratie en geheugen heeft waargenomen. De rechtbank leidt hieruit af dat eiseres in staat is geweest om een juiste toelichting te geven. In wat eiseres naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen.
4.3
Op 3 juni 2024 heeft eiseres aanvullende stukken in het geding gebracht, waaronder een uitslag van bloedonderzoek van 8 februari 2024. Uit deze uitslag volgt dat bij eiseres antistoffen tegen Borrelia burgdorferi zijn gevonden. Verder volgt uit de informatie dat eiseres meerdere tekenbeten had in de afgelopen maanden en dat de interpretatie van de uitslag afhankelijk is van het klinisch beeld. Eiseres geeft aan dat zij antibiotica voorgeschreven heeft gekregen. De rechtbank stelt vast dat deze informatie niet ziet op de datum in geding, 27 april 2022, zodat deze niet af kan doen aan de juistheid van de medische beoordeling.
Equality of arms
5.1
In de uitspraak van 30 juni 2017 heeft de CRvB onder meer geoordeeld dat de rechter in verband met de twijfel aan de onpartijdigheid van de verzekeringsartsen van verweerder bij de vaststelling van de voor de betrokkene in aanmerking te nemen beperkingen, de vraag moet beantwoorden of de betrokkene voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen. [2]
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van strijd met het beginsel van equality of arms. Uit het dossier volgt namelijk dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de (verzekerings)artsen en hier ook gebruik van heeft gemaakt. Zo heeft eiseres zelf informatie van de huisarts ingediend. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
Vertrouwensbeginsel
6.1
De rechtbank stelt vast dat met het besluit van 12 september 2022 aan eiseres per 27 juli 2022 een ZW-uitkering is toegekend. Verweerder stelt dat met dit besluit de ZW-uitkering nog niet definitief was toegekend, omdat de medische beoordeling nog niet was afgerond. De vraag die voorligt is of dit voor eiseres duidelijk kon zijn.
6.2
Eiseres heeft telefonisch met de verzekeringsarts gesproken op 9 augustus 2022. Vervolgens heeft zij een brief van 10 augustus 2022 ontvangen waarin haar werd meegedeeld dat de verzekeringsarts informatie wilde opvragen bij de huisarts om de situatie van eiseres goed te kunnen beoordelen. Eiseres is gevraagd om daarvoor een machtiging te geven. Die machtiging heeft zij gegeven bij brief van 16 augustus 2022. Vervolgens heeft verweerder het besluit van 12 september 2022 genomen, waarin aan eiseres een ZW-uitkering is toegekend, zonder enig voorbehoud en zonder vermelding dat het nog niet om een definitieve toekenning ging. In dit besluit staat juist: “Vanaf 27 juli 2022 krijgt u een Ziektewet-uitkering”. Uit het besluit blijkt niet dat de medische beoordeling nog niet was afgerond. Ook overigens is niet gebleken dat eiseres kon begrijpen dat het niet om een definitieve toekenning ging. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder met het besluit van 12 september 2022 bij eiseres het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat zij met ingang van 27 juli 2022 recht had op een ZW-uitkering.
6.3
Met het primaire besluit heeft verweerder voor het eerst eiseres laten weten dat zij geen recht had op een ZW-uitkering. Verweerder heeft gesteld dat het besluit van 12 september 2022 is ingetrokken met het primaire besluit. De rechtbank is van oordeel dat de intrekking van het recht op ZW-uitkering met terugwerkende kracht tot de datum toekenning, 27 juli 2022, in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Verweerder mocht, nu de rechtbank uitgaat van de juistheid van de medische beoordeling, het recht op ZW-uitkering wel intrekken met ingang van 15 november 2022.
6.4
Uit het terugvorderingsbesluit van 4 mei 2023, dat met de beslissing op bezwaar van 11 oktober 2023 is ingetrokken, blijkt dat verweerder eiseres van 27 juli 2022 tot en met 31 oktober 2022 een ZW-uitkering heeft betaald. Met het besluit van 11 oktober 2023 heeft verweerder afgezien van terugvordering van de over deze periode betaalde ZW-uitkering. Uit het voorgaande volgt dat eiseres nog recht heeft op betaling van de ZW-uitkering over de periode van 1 tot en met 14 november 2022.

Conclusie

7. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigen, namelijk voor zover daarin het recht op ZW-uitkering wordt ingetrokken per eerdere datum dan 15 november 2022, en ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal bepalen dat de ZW-uitkering per 15 november 2022 wordt ingetrokken. Daaruit volgt dat verweerder eiseres over de periode van 1 tot en met 14 november 2022 nog ZW-uitkering moet betalen.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,-).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin het recht op ZW-uitkering wordt ingetrokken per eerdere datum dan 15 november 2022;
- bepaalt dat de ZW-uitkering van eiseres wordt ingetrokken per 15 november 2022;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491, r.o. 4.4.