ECLI:NL:RBDHA:2024:12053
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet in behandeling genomen aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning asiel en de beëindiging van de internationale beschermingsstatus
In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot verlenging van zijn verblijfsvergunning asiel. Eiser, een Pakistaanse nationaliteit, had vanaf 29 juni 2017 een verblijfsvergunning asiel voor vijf jaar. Door het verstrijken van de geldigheidsduur op 29 juni 2022, werd op 2 augustus 2022 een voornemen tot beëindiging van zijn internationale beschermingsstatus uitgebracht. Eiser heeft hiertegen geen zienswijze ingediend en het besluit tot beëindiging is op 20 september 2022 definitief geworden. Op 21 augustus 2023 heeft eiser een verlengingsaanvraag ingediend, maar deze werd door verweerder niet in behandeling genomen omdat eiser geen geldige verblijfsvergunning had en de beëindiging van zijn internationale beschermingsstatus onherroepelijk was.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij door psychiatrische aandoeningen niet in staat was tijdig een verlengingsaanvraag in te dienen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet tijdig om verlenging heeft gevraagd en dat de beëindiging van zijn internationale beschermingsstatus formele rechtskracht heeft gekregen. De rechtbank benadrukt dat de internationale beschermingsstatus niet automatisch verloren gaat door het verlopen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, maar dat in dit geval wel een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden. Eiser had de mogelijkheid om tegen het besluit tot beëindiging beroep in te stellen, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden de aanvraag tot verlenging buiten behandeling heeft gesteld en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.