In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe, wat betekent dat de aanvraag van eiseres naar verwachting pas in april 2025 in behandeling zal worden genomen. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen.
De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is gegrond, wat betekent dat verweerder alsnog een besluit moet nemen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 17 juli 2024. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen, en als er nader onderzoek nodig is, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.